7 I
NSTALLATIE
Alle lokale richtlijnen, inclusief de richtlijnen die betrekking hebben tot nationale en Europese normen ,
moeten in acht genomen worden bij het installeren van de kachel.
Alleen een toestel dat aangesloten werd door een erkend installateur, garandeert de naleving van de
richtlijnen inzake bouwkunde en brandpreventie. Indien u zelf het toestel zou installeren vraag advies bij
expert rond de nodige technische en installatievoorschriften. Dit is zeker nodig voor een correcte en veilige
werking van de kachel. De installateur blijft de verantwoordelijke voor een correcte installatie.
7.1
Plaatsing
De kachel mag enkel geplaatst worden op een vloer met een voldoende grote draagcapaciteit. Indien deze
niet voldoet, dan moeten maatregelen genomen worden om de draagcapaciteit te verhogen. Het toestel
moet zo vlak mogelijk geïnstalleerd worden.
Indien de kachel op een brandbare vloer wordt geplaatst, leg er dan een vuurvaste plaat onder, welke
minimaal 500 mm voor de kachel uit steekt. Verder dienen de volgende veiligheidsafstanden gerespecteerd
te worden tot brandbare materialen:
•
Vooraan
100 cm
•
Achteraan 20 cm voor brandbare wand
10 cm voor onbrandbare wand
•
Zijwaarts
20 cm
7.2
Verbrandingslucht
De nodige zuurstof voor de verbranding wordt aangevoerd via de openingen in de onderzijde van de
kachel.
Voor een optimale verbranding moet er voldoende verse lucht voorzien worden. Indien er onvoldoende
luchttoevoer is, dan kan dit resulteren in een onvolledige verbranding en de terugslag van rookgassen.
OPGELET!
Afzuigsystemen die in dezelfde kamer of ruimte als het toestel opereren, kunnen een storend effect
hebben op de werking van de kachel.
Alle kachels hebben ventilatie nodig om veilig en correct te kunnen branden. Er zijn een aantal vereisten
waaraan moet worden voldaan bij het installeren van een kachel.
Als er meer dan één kachel in het huis is, moet elke kachel worden voorzien van voldoende
verbrandingslucht, zodat alle kachels tegelijkertijd kunnen branden.
10