borgkracht van minimaal 1,5 Nm hebben. Controleer
of het aanhaalmoment tussen 35-50 Nm ligt.
(Fig. 43)
•
Controleer de beschermkap van de snijuitrusting
op beschadigingen of scheuren. Vervang de
beschermkap van de snijuitrusting als deze geraakt
is of scheuren heeft.
(Fig. 44)
•
Controleer de trimmerkop op beschadigingen of
scheuren. Vervang de trimmerkop als deze geraakt
is of scheuren heeft.
Werkpositie
•
Houd het apparaat met beide handen vast.
•
Houd het apparaat rechts van uw lichaam.
•
De zaaguitrusting moet onder taillehoogte blijven.
•
Houd het product altijd bevestigd aan het draagstel.
•
Houd lichaamsdelen uit de buurt van de hete
oppervlakken.
•
Houd lichaamsdelen uit de buurt van de
snijuitrusting.
Draagstel afstellen
1. Doe het draagstel om.
2. Breng het draagstel aan op het ophangpunt.
3. Stel de lengte van het draagstel zo af dat
het ophangpunt ongeveer ter hoogte van uw
rechterheup hangt.
Product starten
1. Houd de startknop ingedrukt totdat de groene led
gaat branden. (Fig. 45)
2. Gebruik de activeringsschakelaar om het toerental te
regelen.
Het maximum toerental beperken met
de modusknop
Het product heeft een modusknop. Met de modusknop
kan de gebruiker het maximum toerental beperken. De
modusknop heeft 3 snelheidsniveaus. Een lager niveau
verlengt de gebruiksduur van het product. Gebruik
niveau 1 en niveau 2 als het product niet op volle
snelheid/vol vermogen gebruikt hoeft te worden. Als
de bedrijfsomstandigheden volle snelheid/vol vermogen
vereisen, gebruik dan niveau 3. Gebruik geen hoger
niveau dan nodig is voor de werkzaamheden.
1. Druk op de modusknop om een limiet op het
maximum toerental in te stellen. De witte leds
gaan branden om aan te geven dat de functie is
ingeschakeld. (Fig. 46)
2. Druk nogmaals op de modusknop om het volgende
snelheidsniveau te kiezen.
58
Automatische uitschakelfunctie
Het product is uitgerust met een uitschakelfunctie die
het product deactiveert als het niet wordt gebruikt.
Terugslag
Er is sprake van terugslag wanneer het product snel
en met kracht opzij beweegt. Een terugslag vindt plaats
wanneer het grasmaaiblad een object raakt of eraan
blijft haken, dat niet kan worden gemaaid. Een terugslag
kan het product of de gebruiker in alle richtingen
werpen. Er bestaat een risico op letsel bij de gebruiker
en omstanders.
Het risico neemt toe in gebieden waar het niet makkelijk
is om het materiaal waar te nemen dat afgesneden moet
worden.
Niet snijden met het gedeelte van het blad dat in het
grijs is weergegeven in de afbeelding. De snelheid en
beweging van het blad kunnen terugslag veroorzaken.
Het risico neemt toe naar gelang de dikte van de stam
die gezaagd wordt.
(Fig. 47)
Gras maaien met een grasmaaiblad
1. De grasmaaibladen en grasmessen mogen niet
gebruikt worden bij houtachtige stammen.
2. Voor alle soorten hoog of sterk gras wordt een
grasmaaiblad gebruikt.
3. Het gras wordt gemaaid met pendelende
bewegingen naar de zijkanten, waarbij de beweging
van rechts naar links het maaimoment is en de
beweging van links naar rechts de retourbeweging.
Laat de linkerkant van het blad werken (tussen 8 en
12 uur).
4. Indien het blad tijdens het grasmaaien een ietsje
schuin naar links wordt gehouden, wordt het gras
in een streng gelegd, hetgeen het verzamelen
makkelijker maakt bijv. bij harken.
5. Probeer om ritmisch te werken. Sta stevig met uw
voeten uit elkaar. Beweeg na de retourbeweging
naar voren en zorg dat u weer stevig staat.
6. Laat de steunkop licht op de grond rusten. Deze is
speciaal bedoeld om te voorkomen dat het blad in de
grond snijdt.
7. Verklein het risico dat het materiaal rond het blad
wordt gewonden door altijd met volle snelheid
te werken en maaisel bij de retourbeweging te
ontwijken.
8. Schakel de motor uit, maak het draagstel los en zet
de machine op de grond voordat u het gemaaide
materiaal verzamelt.
Gras trimmen met trimmerkop
Gras trimmen
1. Houd de trimmerkop vlak boven de grond en schuin.
(Fig. 48) Druk de grastrimmerdraad niet in het gras.
1858 - 006 - 17.04.2024