7 Productoverzicht
1
Stroomsnoer
3
Montagebeugel
5
Functieknop
7
Openingen voor gasdetectie
8 Statusindicatielampjes
Modus
Status-led [Red:
Alarm / Green: Power]
START
Groen knipperen
Testen
Rood knipperen
Normaal
Groen constant AAN
Fout
Geel constant AAN
Alarm
Rood knipperen
Einde van le-
-
vensduur
9 Installatieplek
Belangrijk:
Het gasalarm dient niet te worden geïnstalleerd:
■
Waar de omstandigheden het bedrijfsbereik overschrijden. Zie paragraaf "Technische
gegevens" voor meer informatie.
■
Direct boven kooktoestellen (min. 1 meter speling).
■
Naast een afzuigkap.
■
Direct boven water-, stoom- of warmtebronnen.
■
Buitenshuis, in de buurt van een deur of raam.
■
In omsloten ruimtes, zoals achter een gordijn of in kasten.
■
Waar overmatig vuil de openingen voor gasdetectie kan blokkeren.
Aardgas heeft een lagere dichtheid dan lucht, zal hoger stijgen dan de plekken waar het gas
kan ontsnappen (bijv. deuren en ramen) en onder het plafond blijven hangen.
Het product moet boven mogelijke plekken waar het gas kan ontsnappen worden geïnstal-
leerd:
■
Horizontale plafonds: ong.30 cm vanaf het plafond.
■
Schuine plafonds: ong. 50 cm vanaf de nok van het dak.
11
1
2
3
4
5
6
7
2
Alarmluidspreker
4
Red: Alarm / Green Power-led
6
Yellow: Service life-led
Levensduur-led
Alarm (zoemer)
[Yellow: service li-
fe]
-
-
-
4x pieptonen
-
-
-
Constant alarm
-
4x pieptonen per cyclus
Geel knipperen
3x pieptonen per cyclus
10 Installatie
Belangrijk:
■
Boor indien nodig gaten en plaats pluggen. WAARSCHUWING! Kortsluitingsge-
vaar en letselgevaar! Controleer vóór het boren op verborgen draden of leidin-
gen onder het oppervlak.
■
Kortsluitingsgevaar! Koppel het product altijd los van de voeding wanneer u deze in-
stalleert of verwijdert.
■
Het product moet worden aangesloten op een stabiele voedingsbron.
V
:
OORWAARDEN
a
Er moet een stopcontact aanwezig zijn binnen het bereik van de voedingskabel.
a
Het product is nog niet aangesloten op de voeding.
1. Gebruik de gaten in de montagebeugel als een sjabloon om de boorgaten te markeren.
2. Bevestig de beugel met de meegeleverde pluggen en schroeven.
3. Hang het product over de montagebeugel. Controleer of het product goed vastzit voordat
u deze loslaat.
11 Aansluiting
V
:
OORWAARDEN
a
Het product is geïnstalleerd op een geschikte plek.
a
De voeding is nog niet aangesloten.
1. Sluit het product aan op de voedingsbron.
2. Er zal een bevestigingstoon klinken terwijl de groene aan-/uit-led [Green: Power] 3 minu-
ten lang knippert (opstartduur).
3. Wanneer de groene aan-/uit-led [Green: Power] constant brandt, is het product gereed
voor gebruik.
4. Druk eenmaal kort op de functieknop en houd de functieknop vervolgens ongeveer 10
seconden ingedrukt om het de voorverwarmingsstap te omzeilen en de detectiemodus te
openen.
12 Gebruik
Belangrijk:
■
Spuit geen luchtverfrissers, haarlak of andere spuitmiddelen in de buurt van het pro-
duct! Dit kan een vals alarm veroorzaken.
■
Reinig het product regelmatig om ophoping van stof te voorkomen. Houd de openin-
gen voor de gasdetectie goed in de gaten. Zie paragraaf "Reiniging en onderhoud".
■
Wanneer het 'einde levensduur'-indicatielampje [Yellow: Service life] oplichten, dient
u de voeding los te koppelen, het product buiten bedrijf te stellen en deze vervolgens
door een nieuwe te vervangen.
■
De groene aan-/uit-led [Green: Power] moet altijd AAN zijn. Dit betekent dat het pro-
duct stroom ontvangt en alles goed werkt.
12.1 Alarmtest
Wij raden u aan het alarm minstens eens per maand te testen.
Druk kort op de functieknop om het product op een korte testmodus te schakelen.
Een geluids- en lichtalarm zal aangeven of het product correct werkt.
Stel het product buiten bedrijf en neem contact op met klantendienst als de alarmen niet ac-
tiveren.
12.2 Alarm geactiveerd
Wanneer de methaangasniveaus (CH
op de alarmmodus schakelen. Wanneer dit gebeurt:
■
De rode alarmindicator [Red: Alarm] zal knipperen.
■
De luidspreker zal een alarm laten horen.
12.3 Vereiste actie
Belangrijk:
De volgende acties zijn slechts suggesties en niet noodzakelijk in de juiste volgorde. De
huidige situatie kan verschillende protocollen vereisen. Raadpleeg bij twijfel een gekwali-
ficeerde vakman om een geschikt actieplan op te stellen.
Als het alarm is afgegaan of wanneer er een gaslucht aanwezig is, blijf dan kalm en voer de
volgende acties uit:
■
Verlaat het gebouw en bel de brandweer.
■
Doof open of smeulende vlammen, zoals kaarsen en sigaretten.
■
Schakel alle gastoestellen uit, zoals gasverwarmingen en gasfornuizen.
■
Schakel elektrische apparatuur niet AAN/UIT, dat geldt ook voor de gasdetector zelf.
■
Sluit de gastoevoer af bij de hoofdgaskraan.
■
Open deuren en ramen voor betere ventilatie.
■
Waarschuw alle personen en evacueer het gebouw onmiddellijk.
■
Gebruik geen telefoon wanneer ontplofbaar gas aanwezig is.
■
Betreed het gebouw pas weer als er geen gas meer aanwezig is.
) het ingestelde alarmpunt bereiken, zal de detector
4