7. Opslag
Dezelfde brandstof mag niet meer dan één maand in de tank blijven zitten.
Bewaar de grasmaaier nooit met brandstof in de tank binnen een gebouw waar hij in
contact kan komen met een open vlam of vonk.
Om het brandgevaar te verminderen moet u de motor, de uitlaatknaldemper, het
batterijvak en de benzineopslagzone vrijhouden van gras, bladeren of te veel vet.
Als de brandstoftank moet worden afgetapt, moet in de buitenlucht gebeuren.
Let op tijdens de afstelling van de machine om vastklemming van de vingers tussen
bewegende maaibladen en vaste delen van de machine te voorkomen.
Laat het product afkoelen gedurende minstens 30 minuten vooraleer u het opbergt.
8. Het Milieuadvies
Om het milieu te beschermen raden we aan de volgende punten speciale aandacht te
geven:
Gebruik steeds zuivere loodvrije benzine.
Gebruik steeds een trechter en/of een benzineblik met een peilcontrole om morsen te
voorkomen tijdens het bijvullen van de brandstoftank.
Doe de brandstoftank niet te vol.
Vul niet te veel olie in de motor.
Bij het verversen van de olie moet u zorgen dat alle gebruikte olie wordt vergaard.
Vermijd morsen van de olie. Breng de gebruikte olie naar een recyclagecentrum.
Gooi een gebruikte oliefilter niet in een vuilnisbak. Breng deze naar een
recyclagecentrum.
Vervang de knaldemper indien deze defect is. Als u herstellingen uitvoert moet u
steeds originele wisselstukken gebruiken.
Zoek steeds professionele hulp als de carburator afstelling vereist.
Reinig de luchtfilter volgens de richtlijnen.
Als na vele jaren gebruik uw machine moet worden vervangen of niet langer
benodigd is, raden wij aan deze terug te brengen naar uw dealer voor recyclage.
57