4.3 Olie-expansietank (optie)
Een deel van de EHP dient als olie-expansietank. De benodig-
de expansieruimte is afhankelijk van de hoeveelheid olie waar-
mee het besturingssysteem gevuld is én van de te verwachten
minimale en maximale omgevingstemperatuur.
Als de expansieruimte te klein is, zal tijdens expansie de olie via
het beluchtingsgat, in de vuldop van de EHP , ontwijken.
Type '125 kgf':
Installeer een extra olie-expansietank indien:
- de totale lengte van de leiding
meer dan 4 meter is.
- tijdens bedrijf zeer sterke tempera-
tuurschommelingen verwacht wor-
den
- ook wanneer tijdens bedrijf heftig
bewegen van het vaartuig ver-
wacht wordt dient het de aanbeve-
ling een extra olie-expansietank te
installeren
- er twee of meer cilinders toegepast worden
Type '320 kgf':
Installeer altijd een extra olie-expansietank.
Bovendien vereenvoudigd een extra olie-expansietank het vul-
len van het systeem.
Monteer de olie-expansietank boven de EHP .
De dop van de Vetus olie expansietank is voorzien van een
beluchting; zorg ervoor dat bij toepassing van een extra tank
deze beluchting ook aanwezig is.
4.4 Fittingen
Gebruik voor het afdichten van de schroefdraadverbindingen
nooit teflon tape; ook het gebruik van een vloeibaar afdicht-
middel dient met grote zorg te gebeuren; indien afdichtmidde-
len in het hydraulische systeem komen kan dit storingen ver-
oorzaken.
4.4.1 Cilinder
De aansluitingen voor de leidingen zijn reeds gemonteerd; als
afdichting is een vloeibaar afdichtmiddel toegepast. Wanneer
de aansluiting versteld wordt dient het oude afdichtmiddel ver-
wijderd te worden en een nieuw vloeibaar afdichtmiddel te wor-
den aangebracht.
Elektro-hydraulisch hefsysteem
4.4.2 EHP
Monteer de twee tussenkoppelingen aan de twee nylon lei-
dingstukken die reeds aan de EHP aangebracht zijn.
Plaats de koppeling met ingebouwde smoring in de juiste lei-
ding.
A
B
4.5 Installatie van de leidingen
De afzonderlijke delen van de hydraulische besturing dienen
met elkaar te worden verbonden door middel van nylon leiding
(4 mm inwendig, 6 mm uitwendig).
Houd om de leidingweerstand te beperken de verbindingslei-
dingen altijd zo kort mogelijk.
In verband met het ontluchten van het systeem verdient het
aanbeveling de horizontale leidingstukken met een afschot van
ca. 3 cm per meter te monteren; de pompzijde hoger dan de
cilinderzijde.
Installeer de leidingen zodanig dat het risico van uitwendige
beschadigingen of aantasting door chemicaliën en door hoge
temperatuur klein is.
Bescherm de leidingen welke door een schot moeten worden
gevoerd met schotdoorvoeren of pas schotkoppelingen toe.
Bochten dienen absoluut vrij van knikken te zijn; een knik in de
leiding vermindert de vrije doorgang voor de hydraulische olie.
In verband met de bewegingen die de cilinder moet kunnen
maken dienen de laatste 50 cm van beide leidingen aan de
cilinder met een grote buigradius te worden gemonteerd.
Blaas de leidingen, na installatie, door met b.v. stikstof of
(pers)lucht (nooit met water!) ter controle op eventuele verstop-
pingen en om mogelijke verontreinigingen te verwijderen.
De minimale buigradius van de nylon leiding is 25 mm.
Bevestig de leiding altijd met beugels; beugelafstand ca. 50 cm.
NEDERLANDS
A
B
EHP
3
6.0901