2 Productbeschrijving
MENU → INSTELLINGEN → Installateurniveau → Installatieconfiguratie
→ Max. boilerlaadtijd:
→ Blokkertijd boilerlading: min
→ Parallelle boilerlading:
→ Buffervat
→ Boilertemperatuur, boven: °C
→ Boilertemperatuur, onder: °C
→ Zonnecircuit
→ Collectortemperatuur: °C
→ Zonnepomp:
→ Voeler voor opbrengstmeting: °C
→ Doorstromingshoev. zonne:
→ Zonne-pompkick:
→ Zonnecircuitbev.functie: °C
→ Min. collectortemperatuur: °C
→ Ontluchtingstijd: min
→ Actuele doorstroming: l/min
→ Zonneboiler 1
→ Inschakelverschil: K
→ Uitschakelverschil: K
→ Maximale temperatuur: °C
→ Zonneboiler, onder: °C
→ 2. Delta T-regeling
→ Inschakelverschil: K
108
Instellen van de maximale tijd, waarmee de warmwaterboiler ononderbroken wordt geladen.
Als de maximale tijd of gewenste temperatuur wordt bereikt, geeft de systeemthermostaat de
verwarmingsfunctie vrij. De instelling Uit betekent: geen beperking van de boilerlaadtijd.
Instellen van de periode waarin de boilerlading na afloop van de max. boilerlaadtijd wordt
geblokkeerd. In de geblokkeerde tijd geeft de systeemthermostaat de verwarmingsfunctie
vrij.
Tijdens de lading van de warmwaterboiler wordt het mengercircuit parallel verwarmd. Het
ongemengde CV-circuit wordt bij een boilerlading altijd uitgeschakeld.
Werkelijke temperatuur in het bovenste bereik van het buffervat
Werkelijke temperatuur in het onderste bereik van het buffervat
Invoeren van de volumestroom voor de berekening van de zonne-opbrengst. Bij geïnstal-
leerd zonnestation negeert de systeemthermostaat de ingevoerde waarde en gebruikt de ge-
leverde volumestroom van het zonnestation.
De waarde 0 betekent de automatische registratie van de volumestroom.
Versnelde registratie van de collectortemperatuur. Bij geactiveerde functie wordt de zonne-
pomp voor korte tijd ingeschakeld en wordt de verwarmde zonnevloeistof sneller naar het
meetpunt getransporteerd.
Instellen van de maximale temperatuur, die in het zonnecircuit niet overschreden mag wor-
den. Bij overschrijden van de maximale temperatuur op de collectorsensor wordt de zonne-
pomp uitgeschakeld, om het zonnecircuit te beschermen tegen oververhitting.
Instellen van de minimale collectortemperatuur, die voor het inschakelverschil van de zon-
nelading nodig is. Pas als de minimale collectortemperatuur is bereikt, kan de TD-regeling
starten.
Instellen van de periode waarin het zonnecircuit wordt ontlucht. De systeemthermostaat be-
ëindigt de functie, als de ingestelde ontluchtingstijd afgelopen is, de zonnecircuitbeveiligings-
functie actief is of de max. boilertemperatuur overschreden is.
Actuele volumestroom van het zonnestation
Instellen van de verschilwaarde voor de start van de zonnelading.
Als het temperatuurverschil tussen de boilertemperatuursensor beneden en de collectorsen-
sor groter is dan de ingestelde verschilwaarde en de ingestelde minimale collectortempera-
tuur wordt de boilerlading gestart.
De verschilwaarde kan afzonderlijk voor twee aangesloten zonneboilers vastgelegd worden.
Instellen van de verschilwaarde voor het stoppen van de zonnelading.
Als het temperatuurverschil tussen de boilertemperatuursensor beneden en de collectorsen-
sor kleiner is dan de ingestelde verschilwaarde of de collectortemperatuur lager is dan de in-
gestelde minimale collectortemperatuur, wordt de boilerlading gestopt. De uitschakelverschil-
waarde moet minstens 1 K kleiner zijn dan de ingestelde inschakelverschilwaarde.
Instelling van de maximale boilertemperatuur voor de boilerbescherming.
Als de temperatuur op de boilertemperatuursensor beneden hoger is dan de ingestelde
maximale boilerlaadtemperatuur, wordt de zonnelading onderbroken.
De zonnelading wordt weer vrijgegeven, als de temperatuur op de boilertemperatuursensor
beneden afhankelijk van de maximale temperatuur tussen 1,5 K en 9 K gedaald is. De inge-
stelde maximumtemperatuur mag niet hoger zijn dan de maximaal toegestane boilertempe-
ratuur van de boiler.
Instellen van de verschilwaarde voor de start van de temperatuurverschilregeling, zoals van
een zonneverwarmingsondersteuning.
Als het temperatuurverschil tussen TD-sensor 1 en TD-sensor 2 groter is dan het ingestelde
inschakelverschil en de ingestelde minimale temperatuur op TD-sensor 1, wordt de tempera-
tuurverschilregeling gestart.
Gebruiksaanwijzing en installatiehandleiding MiPro Sense 0020288087_01