Zet de scooter aan en controleer het lampje van het
energiepeil. Laad de scooter op indien de batterij
bijna leeg is.
Na het inschakelen en ontgrendelen van de scooter
gaat u met één voet op de voetensteun staan en duwt
u zich met uw andere voet af om in beweging te
komen.
Vertraag door de gashendel los te laten en trek aan
de remhendel om te remmen; merk op dat het
achterspatbord geen mechanische rem is en u er
niet op mag trappen tijdens het rijden.
Plaats ook uw andere voet op de voetensteun zodat
beide voeten stabiel staan. Zodra u in balans bent,
trek dan aan de gashendel aan de rechterzijde om
te versnellen. Voor uw eigen veiligheid zal de motor
pas aanslaan wanneer de scooter 5 km/u bereikt.
Om te draaien, verplaatst u uw lichaamsgewicht en
draait u voorzichtig aan het stuur.
105