Opmerking
De thermostaatstand '6' of '7' is geschikt wanneer de omgevings-
temperatuur lager is dan 16°C, maar dit kan leiden tot ijsvorming als
het apparaat lang op een dergelijke instelling blijft draaien onder de
normale omgevingstemperatuur, wat een normaal verschijnsel is. In dat
geval is het aan te bevelen het apparaat op een hogere temperatuur in
te stellen (stand 1-5) mits de artikelen in het apparaat dit toelaten.
4.2 TIPS VOOR DAGELIJKS GEBRUIK
Compartimenten
• Door de circulatie van koude lucht in het apparaat is de temperatuur in elk
deel van het apparaat verschillend. Daarom moeten verschillende soorten
voedsel op verschillende plaatsen worden geplaatst.
• Plaats het voedsel niet dicht bij elkaar, omdat dit de luchtcirculatie
belemmert;
• Leg de verschillende voedingsmiddelen in verschillende vakken volgens
onderstaande tabel
KOELVAKKEN
Deurvakken in koelvak
Groentela
Koelkastplateau - midden
Koelkastplateau - boven
SOORT VOEDSEL
Voedsel met natuurlijke bewaarmiddelen zoals jam,
sap, drank, specerijen.
Bewaar hier geen beperkt houdbare producten.
Leg fruit, kruiden en groenten apart in de crisperbak
Leg geen bananen, uien, aardappelen of kno ook in
de koelkast.
Zuivelproducten, eieren.
Voedsel dat geen bereiding vereist zoals kant-en-
klaargerechten, jne vleeswaren, restjes.
20