NL
1.1 Werkingsprincipes
DOORSTROMING > WATERINLAAT / START AFNAME
De twee keerkleppen zijn geopend. De afvoerklep is
gesloten (de sluitdruk is lager dan de openingsdruk van
de bovenstroomse keerklep). De benedenstroomse zone
is gevoed.
1.2 Storingen
Er kan geen omkering of drukschommeling zijn tussen de tussenkamer en het circuit stroomopwaarts van de terugstroombeveiliging.
De constructie van het apparaat in overeenstemming met de normen vereist dat de stroomopwaartse druk voortdurend 140
mbar hoger blijft dan de druk in de tussenkamer. Dit drukverschil regelt de opening van de afvoerklep en de afvoer van de
terugstroombeveiliging. Terugstroombeveiligingen met controleerbare gereduceerde drukzones beschermen zichzelf tegen hun
eigen storingen. Het apparaat is veilig in situaties met statische druk.
De volgende situaties kunnen zich voordoen:
BOVENSTROOMSE
ONDERDRUK /
TERUGHEVELING
De twee keerkleppen
gaan dicht. De
afvoerklep gaat
open en maakt de
tussenkamer leeg.
STOP AFNAME
MET DEFECTE
BOVENSTROOMSE
KLEP
De bovenstroomse
druk verhoogt de druk
in de tussenkamer.
De afvoerklep gaat
open met als gevolg
continue afvoer.
GEEN DOORSTROMING > STOP AFNAME
De twee keerkleppen zijn gesloten. De afvoerklep is
gesloten (omdat de druk die dient om hem te sluiten lager
is dan de druk om de bovenstroomse keerklep te openen).
OVERDRUK MET
BENEDENSTROOMSE
KLEP AFGEDICHT
Als de afdichting van
de keerklep perfect
is, doen zich geen
storingen voor:
de klep blijft gesloten.
OVERDRUK
MET DEFECTE
BENEDENSTROOMSE
KLEP
De druk in de
tussenkamer neemt
toe, zodat deze via de
geopende afvoerklep
leegstroomt naar de
riolering.
25