1
indicator draadloze
verbinding
2
display
3
microfoon
4
bedieningstoetsen
5
zekeringhouder
6.
Installatie
Kies een geschikte montageplaats. Monteer het toestel in de gewenste hoek met de meegeleverde
beugel. Koppel de voedingskabel aan het lichtnet. Ontkoppel na gebruik.
Het toestel monteren
Laat een geschoolde technicus dit toestel installeren conform EN 60598-2-17 en andere toepasselijke
normen.
De draagconstructie waaraan het toestel wordt bevestigd, moet gedurende 1 uur 10 x het gewicht
van dit toestel kunnen dragen zonder te vervormen.
Maak het toestel ook altijd vast met een tweede bevestigingsmiddel bv. een veiligheidskabel.
Sta nooit recht onder het toestel wanneer u het monteert, verwijdert of herstelt. Laat het toestel
controleren door een geschoolde technicus voor u het in gebruik neemt en laat het 1 x per jaar
volledig nakijken.
Installeer dit toestel op een plaats waar niet veel mensen voorbijkomen en niet toegankelijk is voor
onbevoegden.
Een degelijke praktijkervaring is vereist voor de plaatsing van dit toestel: u moet de
maximumbelasting van de draagconstructie kunnen berekenen, weten welk constructiemateriaal u
kunt gebruiken, ... Laat het materiaal en het toestel regelmatig nakijken. Monteer het toestel niet
zelf indien u er geen ervaring mee heeft. Een slechte montage kan leiden tot verwondingen.
Regel de gewenste invalshoek door middel van de montagebeugel en draai de regelschroeven stevig
aan.
Verwijder alle brandbaar materiaal in een straal van 0.5 m rond het toestel.
Laat het toestel aansluiten door een geschoolde elektricien.
Sluit het toestel via de stekker aan op het lichtnet. Alle toestellen moeten via een geaard stopcontact
gevoed worden en mogen niet via een variabele weerstand of dimcircuit gevoed worden, ook al
gebruikt u de variabele weerstand of het dimcircuit als een 0% tot 100% inschakeling.
Het toestel heeft een voedingsuitgang waar een volgend toestel kan op aangesloten worden. Bij het
aansluiten van meerdere toestellen in een ketting via deze uitgang, mag de totale stroom de
nominale stroom van de stroomkring niet overschrijden. Gebruik voedingskabels met een geschikte
diameter. Indien u de voedingsuitgang niet gebruikt, dient u de meegeleverde schroefdop te
gebruiken om het binnendringen van water in de voedingskabels te voorkomen.
De installatie moet voor het eerste gebruik gekeurd worden door een expert.
DMX512-aansluiting
Indien van toepassing, sluit een XLR-kabel aan de vrouwelijke XLR-uitgang van een controller (niet
meegelev.) en het andere uiteinde van de mannelijke XLR-ingang van het toestel. U kunt meerdere
toestellen aan elkaar koppelen met behulp van een seriële koppeling. Gebruik daarvoor een 2-
aderige afgeschermde kabel met XLR ingang- en uitgangsaansluitingen.
De maximaal aanbevolen kabellengte is 500 meter. Het aanbevolen maximum aantal toestellen op
eenzelfde aansluiting is 32.
Een DMX-eindweerstand is aanbevolen als de DMX-kabel vrij lang is of wordt gebruikt in een
omgeving met veel elektrische ruis (bv. een discotheek). De eindweerstand voorkomt corruptie van
het digitale controlesignaal door elektrische ruis. De DMX-eindweerstand is niets meer dan een XLR-
stekker met een weerstand van 120 Ω van pin 2 naar 3. Deze XLR-stekker wordt dan aangesloten op
de XLR-uitgang van het laatste toestel in de reeks.
7.
Gebruik
Het toestel kan in verschillende modi gebruikt worden:
autonome modus: automatisch of muziekgestuurd
V. 01 – 30/04/2013
LX200Z
6
ON/OFF-knop
7
DMX-uitgang
8
DMX-ingang
9
Neutrik Powercon-uitgang
10
Neutrik Powercon-ingang
14
©Velleman nv