De aansluitkabels en sondekabels aansluiten
Deksel van de behuizing openen
(zie "Afb. X").
De aansluitstekkers afknippen en weggooien (alleen opti-
sche sonde).
Aansluitkabels door de kabeldoorvoeren trekken.
Aansluitkabels volgens aansluitschema (zie "Aansluit-
schema") aan de klemmenstrippen bevestigen.
Daarvoor de betreffende kabelklem met een geschikte
schroevendraaier tegen de veerdruk in omlaag gedrukt
houden tot het kabeluiteinde is ingestoken.
Trekontlastingen voor alle kabels bevestigen.
Draaimoment van 0,5 Nm voor de schroeven gebruiken.
Het deksel van de behuizing aanbrengen en bevestigen,
aanhaalmoment 1,2 Nm.
94 / 128
Inbouw- en bedieningshandleiding
016-207_02