ELLOFENCE M15 Manuel De Service page 20

Een niet-geëlektrificeerde afrastering met prik-
keldraad of scherpkantige draad kan worden
gebruikt om een of meer gespreide, geëlektrifi-
ceerde draden van een elektrische afrastering
voor dieren te ondersteunen. De dragende delen
van de geëlektrificeerde draden moeten zodanig
zijn geconstrueerd dat deze draden ten minste 150
mm van het verticale vlak van de niet-geëlektri-
ficeerde draden worden gehouden. Het prikkel-
draad of scherpkantige draad moet op regelmati-
ge afstanden worden geaard.
Volg de aanbevelingen van de fabrikant van elek-
trische afrasteringen voor de aarding.
Er moet een afstand van ten minste 10 m liggen
tussen de aardingselektrode van de elektrische
afrastering en alle andere onderdelen die met de
aardingssystemen zijn verbonden, zoals de veilig-
heidsaarde van het elektriciteitsnet of de aarde van
een telecommunicatiesysteem.
Aansluitleidingen die in gebouwen worden
gelegd, moeten effectief worden geïsoleerd van de
geaarde delen van het gebouw. Dit kan worden
bereikt door gebruik te maken van geïsoleerde
hoogspanningsleidingen.
Ondergrondse aansluitleidingen moeten
worden aangelegd in beschermende buizen van
isolatiemateriaal of op een andere manier worden
uitgevoerd als geïsoleerde hoogspanningsleiding.
U moet erop letten dat de aansluitleidingen niet
worden beschadigd door dierenhoeven of door
tractorwielen die in de grond wegzakken.
Aansluitleidingen mogen niet in dezelfde
beschermende buis worden geïnstalleerd als de
voedingsleidingen, communicatieleidingen of
dataleidingen.
Aansluitleidingen en draden van elektrische
afrasteringen voor dieren mogen niet boven
hoogspanningsleidingen of communicatieleidingen
worden gelegd.
20
Kruisingen met hoogspanningsleidingen moe-
ten zoveel mogelijk worden vermeden. Als een
dergelijke kruising niet kan worden vermeden,
moet deze onder de hoogspanningsleiding worden
gemaakt en zo dicht mogelijk bij de hoogspan-
ningsleiding.
Indien aansluitleidingen en draden van elek-
trische afrasteringen voor dieren in de buurt
van voedingsleidingen zijn geïnstalleerd, mogen
de afstanden niet kleiner zijn dan die in tabel BB.1
zijn aangegeven.
Indien aansluitleidingen en draden van elek-
trische afrasteringen voor dieren in de buurt
van hoogspanningsleidingen zijn geïnstalleerd,
mag de hoogte ervan boven de grond niet meer
dan 3 m bedragen.
Deze hoogte geldt voor elke zijde van de haakse
projectie van de buitenste geleider van de hoog-
spanningsleidingen op het grondoppervlak voor
een afstand van
• 2 m voor hoogspanningsleidingen met een
nominale spanning tot 1000 V;
• 15 m voor hoogspanningsleidingen met een
nominale spanning tot 1000 V;
Elektrische afrasteringen voor dieren
die zijn ontworpen om vogels af te schrikken,
huisdieren te omheinen of om dieren te trainen,
zoals koeien (koeientrainers), mogen alleen worden
aangedreven door elektrische afrasteringsap-
paraten met een laag vermogen, die nog steeds
voldoende en veilige prestaties leveren.
Bij elektrische afrasteringen voor dieren die
zijn ontworpen om vogels af te schrikken om op
gebouwen te gaan zitten, mag geen enkele draad
van de elektrische afrasteringworden geaard,
tenzij de afrasteringsdraden zijn verbonden met
metalen onderdelen. Als een draad verbonden is
met een metalen deel (bijv. de goot) of een meta-
len constructie van het gebouw, moet dit metalen
deel geaard worden.
Er moet een waarschuwingsbord worden geplaatst
op alle plaatsen waar personen vrij toegang tot de
draden hebben.