8. Storingen en respectievelijke oplossingen
De handelingen die in vetgedrukte
letters worden genoemd moeten
STorInG
De motor weigert
De motor draait, maar er
vindt geen onsteking plaats
en het toestel wordt na
enkele seconden door het
beveiligingsmechanisme
stilgezet.
Het toestel start wel, maar de
brandstof is ondeugdelijk.
De vlam komt door de voorste
toestelopening naar buiten.
Het toestel start, er vindt wel
ontsteking plaats, maar het
vlamcontrolefiche blokkeert
het toestel.
26
uitsluitend door de Technische
Dienst worden verricht.
oorZAAK
Geen aanvoer stroom of te lage spanning.
Defect of beschadigd snoer.
Defecte motor of defecte condensator.
Veiligheidsthermostaat wordt in werking
gesteld.
Ontbreken van brandstof, ongeschikte of
vuile brandstof.
Brandstoffilter verstopt.
lek in de leidingen of verbindingsstukken van
het brandstofcircuit.
Sproeier verstopt.
Overmatige toename van de viscositeit
van de gasolie ten gevolge van een te lage
temperatuur.
Niet voldoende, vuile of ongeschikte
brandstof.
het reservoir met schone gasolie of petroleum
vullen.
Vuil of verstopt luchtfilter.
Verstopte of vuile sproeier.
Onvoldoende luchtstroom in de
brandstofkamer.
Vuil fotoreostaat.
Defecte fotoreostaat.
De fotoreostaat is niet aan het vlamcontrole
verbonden.
Defecte vlamcontrolefiche.
oPLoSSInG
Controleren dat er stroom wordt aangevoerd.
Zekering controleren en indien nodig, vervangen.
De netspanning controleren.
Snoer controleren.
Snoer vervangen.
Motor controleren en, indien nodig, de motor
vervangen.
De oorzaak van de oververhitting opsporen.
Het toestel uitschakelen.
Controleren of het gebied rondomde luchttoevoer
en luchtafvoer vrij zijn.
Enkele minuten wachten en het toestel opnieuw
in werking stellen.
Indien nodig zich wenden tot de Technische
Dienst.
Het brandstofreservoir met schone gasolie of
petroleum vullen.
Brandstoffilter reinigen of vervangen.
Leidingen controleren, verbindingddtukken
aandraaien en, indien nodig, vervangen.
De sproeier reinigen met perslucht, indien nodig,
vervangen.
De gasolie met petroleum vermengen met 10-
20%.
Het reservoir met schone gasolie of petroleum
vullen.
De leidingen controleren, de verbindingsstukken
aandraaien en, indien nodig, vervangen.
Luchtfilter reinigen.
De sproeier met perslucht reinigen.
De ventilator controleren. De luchtdruk van de
compressor controleren. Indien nodig de druk
terugbrengen tot de nominale waarde.
De fotocel controleren en verifiëren dat deze de
vlam "ziet".
De zichtbare oppervlakte van de fotoreostaat
reinigen.
De fotoreostaat vervangen
Opnieuw verbinding tot stand brengen
Controleren, en indien nodig vervangen.