Veiligheidsvoorschriften
Monteren en afstellen
n
Controleer voordat u de rolstoel gebruikt of de
onderdelen van de rolstoel, zoals de zijkanten
voorzien van armleggers en de beensteunen,
goed zijn gemonteerd en bijvoorbeeld de zitting
en rugleuning goed vastzitten.
Zorg ervoor dat de duwhandvatten, de armleg-
n
gers, de zijkussens, de onderbeenlengte en even-
tueel de hoofdsteun op de juiste hoogte zijn
ingesteld. De beensteunen dienen zich minimaal
op 5 cm van de vloer te bevinden.
Controleer de maatvoering en stel deze voor de
n
zitdiepte en de zitbreedte, eventueel met behulp
van respectievelijk het rugframe en de armleg-
gers, optimaal af.
Zitten in de rolstoel
Let op dat de vingers van de inzittende niet bekneld
raken tussen het frame en de wielen of tussen de spa-
ken van de wielen. In de volgende gevallen dienen de
inzittende of de begeleider hiervoor waakzaam te zijn:
Wanneer de rolstoel ver naar achteren is gekan-
n
teld.
Wanneer de inzittende scheef in de stoel hangt.
n
n
Wanneer de inzittende zijn/haar armen over de
arm legger slap omlaag heeft hangen.
n
Wanneer er een combinatie is van bovenstaande
gevallen.
Rijden met de rolstoel
(zie ook pag. 24, 25 en 26 voor meer informatie)
n Let op: bij het rijden op een helling zal het zwaar-
tepunt wijzigen en kan de rolstoel makkelijker
achterover kantelen.
n
Wees voorzichtig met uw handen tijdens het
hoepelen, wanneer links en rechts van de rolstoel
weinig ruimte is.
Begeleiders mogen de rolstoel nooit ongeremd
n
op een helling achterlaten.
NL12
All manuals and user guides at all-guides.com