Afvoer installeren
1. Leg de afvoer met een afschot van ca.
10° aan voor een goede afvoer van het
condenswater. Let erop dat de pakking
van de afvoer niet lekt. Deze delen moe-
ten ook geïsoleerd worden ter voorko-
ming van condensaanslag.
2. Er zit een uitlaat voor de afvoer aan elke
zijde van het toestel. Kies de uitlaat die
u wilt gebruiken en zet een stop op de
niet gebruikte uitlaat aan de andere
zijde. De klemband dient gebruikt te
worden om de uitlaat van de afvoer cor-
rect te bevestigen en te isoleren.
3. Af fabriek bevindt de uitvoer zich aan de
rechterkant van het toestel.
Isolatie van de afvoer
ISOLATIE
AFVOER
Afb. 1
NOTA: De pakkingen van de afvoer moe-
ten geïsoleerd worden ter voorkoming van
waterlekkage.
Regels voor de aanleg van de
afvoer
1. Leg de afvoer met een afschot van 1/50
- 1/100 om buigingen en bochten te ver-
mijden.
2. Wanneer de afvoer op het toestel aan-
gesloten wordt, moet de kracht aan de
afvoerzijde gering zijn terwijl de buis
vlakbij het toestel bevestigd moet wor-
den.
3. De afvoerbuis dient in het algemeen van
hard PVC te zijn. Steek bij het maken
van de verbinding een uiteinde van de
PVC buis in het afvoergat en maak het
vast.
4. Als er afvoeren voor meerdere toestel-
len gebruikt worden, moet de gemeen-
telijke afvoerleiding zich ca. 100 mm
onder elk toestel bevinden.
Controleren van het afvoer-
systeem
1. Het afvoersysteem moet na het instal-
leren uitgeprobeerd worden.
2. Controleer of het water op de juiste wijze
door de buis stroomt en of er een lek bij
de pakking is.
3. Voor nieuwe constructies is het beter de
afvoer uit te proberen voordat de ruimte
ingericht wordt.
All manuals and user guides at all-guides.com
Installeren van de bedie-
ningseenheid op de wand
1. Kies eerst de plaats uit waar deze geïn-
stalleerd gaat worden. Denk eraan dat
er een gat geboord of een sleuf gehakt
moet worden om de kabel door te voe-
ren.
2. De verbindingskabel tussen de bedie-
ningseenheid op de wand (afmetingen:
120 x 120 x 16) en de binnenunit kan in
een PVC kabelgoot (Afb. 2) of in de wand
(Afb. 3) gelegd worden. Sluit de kabel of
de bedieningseenheid op de wand aan
(Afb. 4) en bevestig deze op de wand.
3. Boor twee gaten in de wand op de plaats
van de achterste schroeven, breng de
pluggen aan, zet de gaten met de schroe-
ven op één lijn en draai de schroeven in.
Installatie in zicht
Afb. 2
Installatie uit zicht
Afb. 3
STEKER
ONTVANGER
LCD-DISPLAY
Afb. 4
NL
NOTA:
1. De afstand tussen de printplaat en de
bedieningseenheid op de wand kan
meer dan 20 m bedragen (standaard-
afstand is 8 m).
2. De ON/OFF schakelaars (groeprege-
ling) zijn gereserveerd voor andere ge-
bruikers van het complete systeem (hier-
mee is het mogelijk dat elke gebruiker
het toestel met de hand kan inschake-
len, maar het systeem schakelt pas uit
als alle schakelaars uitgeschakeld zijn).
Aansluiten van de kabels
Sluit de bedrading op de klem-
men aan
(Afb. 5)
NOTA: Gelieve de volgende punten te con-
troleren alvorens de kabels aan te sluiten.
1. Controleer of de voedingsspanning over-
eenkomt met de aangegeven spanning
op het typeplaatje.
2. Het gecontracteerde vermogen dient
met de behoeften overeen te komen en
de doorsnede van de netkabel dient gro-
ter dan 2,5 mm
3. De elektrische installatie dient door vak-
bekwaam personeel uitgevoerd te wor-
den. De installatie dient voorzien te zijn
van een beveiligingssysteem met een
differentieelschakelaar waarvan de con-
tacten op 3 mm afstand van elkaar zit-
ten.
- Snoer
1. Strip ca. 10 mm van het snoer af.
KABEL
2. Draai de schroeven uit het aansluitblok.
3. Zet een ringtong op het gestripte uit-
einde.
4. Steek de schroef door de ringtong en
draai de klemmen aan.
STEKER
2
te zijn.
SNOER
Afb. 5
37