4.
KETTING (zie tek. MHP0102NL). Inspecteer
iedere schalm op verbuiging, scheuren in lassen of
kragen, transversale krassen en groeven, lasspatten,
corrosieputjes, striatie (kleine parallelle lijntjes) en
kettingslijtage, waaronder de draagvlakken tussen
de kettingschalmen. Vervang een ketting die tijdens
een inspectie wordt afgekeurd. Controleer de
smering en smeer de ketting zonodig. Zie
"Lastketting" onder "SMERING".
•
De mate van kettingslijtage kan niet door een visuele inspectie worden bepaald. Bij eventuele tekenen van
kettingslijtage dient u ketting en lastschijf te controleren volgens de aanwijzingen in "Periodieke inspectie".
•
Een versleten lastketting kan schade aan de lastschijf veroorzaken. Inspecteer de lastschijf en vervang deze
indien beschadigd of versleten.
5.
INSCHEREN VAN LASTKETTING. Zorg ervoor dat de lassen op staande schalmen van de lastschijf af zijn
gericht. Installeer de ketting zonodig opnieuw. Controleer of de laatste schalm van de lastketting stevig is
verbonden. Zorg ervoor dat de ketting niet gekapseisd, gedraaid of geknikt is. Zonodig bijstellen.
6.
HEFBOOM. Controleer op gebarsten of gebogen onderdelen en andere schade. Zonodig vervangen.
Periodieke inspectie
De frequentie van de periodieke inspectie is voornamelijk afhankelijk van de gebruiksintensiteit:
Demontage kan nodig zijn bij ZWAAR of ERG ZWAAR gebruik. Er dienen accumulatieve aantekeningen bijgehouden te
worden van de periodieke inspecties als grondslag voor doorlopende evaluatie. Inspecteer alle zaken in "Frequente
inspectie". Inspecteer bovendien het volgende:
1.
BEVESTIGINGSMIDDELEN. Controleer klinknagels, tapbouten, moeren, splitpennen en andere
bevestigingsmiddelen op haken, takellichaam en kettingemmer, indien gebruikt. Vervang ze indien ze ontbreken en
zet ze vast indien ze los zitten.
2.
ALLE ONDERDELEN. Inspecteer op slijtage, schade, verdraaiing, vervorming en reinheid. Indien uitwendige
aanwijzingen de noodzaak voor een aanvullende inspectie aangeven, breng de takel dan terug naar het
dichtstbijzijnde Ingersoll-Rand service-reparatiecentrum.
3.
HAKEN. Inspecteer haken op scheuren. Gebruik magneetpoeder of dompelen onder in kleurstof om op scheuren te
controleren. Inspecteer onderdelen die de haak borgen. Zonodig vastzetten of repareren. Raadpleeg de toepasselijke
technische gegevens voor verdere informatie over inspectie van haken.
4.
KETTINGSCHIJVEN. Controleer op schade of
overmatige slijtage. Vervang beschadigde
onderdelen. Als beschadiging of slijtage wordt
opgemerkt, breng de takel dan terug naar het
dichtstbijzijnde Ingersoll-Rand service-
reparatiecentrum.
(Tek. MHP0041NL)
5.
LASTKETTING. Controleer de ketting op rek door over de gehele lengte vande ketting in stukken van vijf
schalmen te meten (zie tek. MHP0041NL). Als de werklengte van welke vijf schalmen dan ook de maximaal
toegestane lengte, die in tabel 2 is aangegeven, overschrijdt, dient de hele ketting te worden vervangen. Gebruik
altijd een echte Ingersoll-Rand ketting ter vervanging.
OPGELET
NORMAAL
ZWAAR
jaarlijks
halfjaarlijks
NL-8
(Tek. MHP0102NL)
ERG ZWAAR
ieder kwartaal
Tabel 2
Ketting
Takel
maat
vermogen
mm
LV en L5H
3/4 en 1 ton
6,3 x 19,2
1-1/2 en 2 ton
7,1 x 21,2
3 en 6 ton
9 x 27,2
SL
3/4 en 1 ton
6 x 18
1-1/2 ton
7,1 x 21,2
3 en 6 ton
10 x 30
Max.
Normale
toegestane
lengte
lengte
inch
mm
inch
mm
7,76
95,5
3,85
97,7
4,17
106,0
4,28
108,7
5,35
136
5,47
139
3,54
90
3,63
92,3
4,13
105
4,23
107,6
5,91
150
6,06
153,7