Monteren van de haardkachel
De plaatsingsbodem moet vlak en waterpas zijn. De
haardkachel mag slechts op vloeren met voldoende
draagvermogen geplaatst worden. Ter beveiliging van
de vloer kan de haardkachel op een bodemplaat of een
glasplaat worden gezet.
Bij een brandbare vloer of tapijtvloer moet een stabie-
le en onbrandbare vonkenopvangnet plaat worden ge-
bruikt. Deze moet naar voor om 50 cm en zijdelings om
30 cm over de voorhaardopening van de haardkachel
uitsteken. Onder de haardkachel geen vonkenopvang-
net plaat is vereist.
Haardkachel draaibar
De haardkachel wordt gearreteerd (niet draaibaar) ge-
leverd. Als de kachel draaibaar moet zijn, moet de vleu-
gelschroef aan de rechterkant van de voetsteun wor-
den uitgedraaid en verwijderd (zie Fig.2). De voetsteun
is gelegen achter de inspectiedeur.
De haardkachel kan met behulp van de voetsteun in 5
stappen van 45° naar links en rechts worden gedraaid.
Fig.2
Voetsteun
30
De minimumafstand
tot brandbare of dragende muren
In het stralingsbereik van de haardkachel mogen tot en
met een afstand van 80 cm, gemeten vanaf de zich-
truit van de vuurhaarddeur, geen voorwerpen uit brand-
baar materiaal voorhanden zijn of worden neergezet.
Afhankelijk van het feit of de haardkachel gearreteerd
(niet draaibaar) of draaibaar gemonteerd wordt, moe-
ten al naargelang de positie van de deur van de brand-
ruimte, andere minimale afstanden tot de opstel- resp.
zijwand aangehouden worden (zie Fig.3 tot 6).
Haardkachel gearreteerd
Navolgend zijn de wandafstanden voor de niet draaiba-
re montage weergegeven.
Fig.3 Haardkachel gearreteerd,
Vleugelschroef
Fig.4 Haardkachel gearreteerd,
20 cm
A
recht in de hoek gemonteerd
A = positie van de verbrandingsluchtleiding
van onder
20 cm
A
schuin in de hoek gemonteerd
A = positie van de verbrandingsluchtleiding
van onder
20 cm