SitaDrain® Wood
Algemene richtlijnen
Bij de plaatsing van afvoeren voor plat dak moeten o.a. volgende normeringen worden nageleefd:
NBN EN 12056-3, NBN 1986-100, NBN 1986-3, NBN 18531-1-5, DIN 18234, BEVAD-richtlijn plat dak
Enkele belangrijke punten van deze voorschriften zijn hieronder opgesomd:
Dakafvoeren moeten op het laagste punt van een dak worden geïnstalleerd.
o
In het geval van steeldeck onderconstructies moeten doorboringen tot 300 mm worden verstevigd
o
met een versterkingsplaat.
de eigenlijke dakkolk moet worden bevestigd aan de ondergrond.
o
De bevestiging aan de dakvloer van het gebouw moet ter plaatse gebeuren.
o
Scheef trekken van het verlengingselement of de renovatieafvoer ten gevolge van relatieve
o
bewegingen van de dakconstructie moet worden voorkomen (bijv. door lijmen of mechanische
bevestiging van het verlengingselement of de renovatieafvoer.
Vanwege b.v. verschillende uitzettingscoefficienten, structuurgebonden geluidstransmissie en risico
o
op condens mogen de producten niet onmiddellijk in beton worden gegoten. Voor het betonneren
moeten de producten worden beschermd met een bekleding, b.v. door Sita isolatie-elementen.
De harde flenzen van de kolken en de verhogingselementen moeten worden ingebed in het
o
afdichtingsniveau.
Dakafvoeren moeten vrij toegankelijk zijn voor onderhoudsdoeleinden.
o
Dakafvoeren en de aangesloten afvoerleidingen moeten mogelijk met passende maatregelen tegen
o
condensatie worden beschermd.
Met de SitaFireguard met geïsoleerd leidingsysteem is er thermische isolatie van synthetisch rubber
o
direct onder de brandbeveiligingshuls, l = min. 350 mm aan te brengen.
Dakafvoeren moeten minimaal twee keer per jaar worden onderhouden. Hier moeten o.a.
o
ontbrekende onderdelen vervangen worden en alle verbindingen (inclusief schroefverbindingen)
gecontroleerd.
Bij bitumenslabben moet de scheidingsfolie weggebrand worden.
o
Met name bij afvoeren met schroefflens moeten in het algemeen de volgende punten in acht worden
genomen :
De plaatsingsvoorschriften van de fabrikant van de dakbaan moeten worden nageleefd.
o
Bij een bitumineuze afdichting mogen de meegeleverde EPDM-dichtingsringen niet worden gebruikt.
o
In het geval van een bitumineuze afdichting, moet de vaste flens van de dakkolk eerst met een
o
bitumineuze hechtvernis ingestreken worden.
Breng de bitumenbaan tot op de rand van de inloop van de dakkolk en vlamlas direct op de vaste
o
flens van het afvoerlichaam.
Een naadoverlap in het flensgebied is niet toegestaan.
o
Met vlies gecacheerde dakbanen mogen niet gebruikt worden in combinatie met een schroefflens
o
dakkolk..
Schroefflensverbindingen moeten minstens driemaal worden vastgezet met intervallen van ≥ 24 uur met
het voorgeschreven draaimoment en een momentsleutel tijdens de montage.
5