Gebruiksaanwijzing
Dit instrument is uitsluitend voor eenmalig gebruik bestemd. Vóór
gebruik de aanwijzingen lezen.
N.B.: Tekst in grijze vakken verwijst uitsluitend naar
introducermodellen met zijpoort.
Indicaties
Voor het introduceren van verscheidene soorten katheters.
Waarschuwingen
Dit product is gevoelig voor licht. Niet gebruiken indien het
product buiten het externe beschermingskarton is opgesla-
gen. Op een koele, donkere en droge plaats bewaren.
Infusie via de zijpoort kan enkel en alleen gebeuren nadat
alle lucht uit de eenheid is verwijderd.
Voorzorgen
Breng geen enkele wijziging aan dit instrument aan.
De huls, dilatator en klep dienen te worden geaspireerd en ge-
spoeld met fysiologische zoutoplossing om de kans op luchtem-
bolie en klontervorming tot een minimum te beperken.
Introducerhulzen à demeure moeten intern worden onder-
steund door een katheter, elektrode of dilatator.
Dilatators en katheters moeten langzaam uit de huls worden
verwijderd. Snel verwijderen kan de kleponderdelen beschadigen,
waardoor bloed door de klep terugstroomt. Wanneer u weerstand
ondervindt, mag u nooit een voerdraad of huls opvoeren of terug-
trekken. Bepaal onder doorlichting de oorzaak van het probleem
en neem maatregelen om het probleem te verhelpen.
Bij injectie of aspiratie via de huls uitsluitend de zijpoort gebruiken.
Pas een steriele techniek toe
Een gesuggereerde procedure:
1.
Trek de verpakking open en plaats de inhoud op het steriele veld.
2.
Prepareer de huid en leg lakens rond de plaats van de venepunctie.
3.
Zorg dat de vena subclavia of de vena jugilaris interna is uitgezet.
De vena subclavia is moeilijk te lokaliseren, behalve als ze is
uitgezet door de benen van de patiënt in een hoek van 45
graden op te tillen of door de ligging van Trendelenburg te ge-
bruiken. De vene kan veel gemakkelijker worden gelokaliseerd
als de patiënt goed gehydrateerd is.
4.
Breng de naald in het vat in. Controleer de positie van de naald
door de veneuze bloedretour te observeren. (Prik de vene zo
mediaal mogelijk aan, net lateraal van het ligament dat het
sleutelbeen en de eerste rib verbindt.)
5.
De hoek van de naald dient te worden aangepast volgens de
lichaamsbouw van de patiënt: ondiep in een magere patiënt,
dieper in een zware patiënt. Gebruik een 18g naald van 7cm
(2-3/4 in.) lang.
6.
Gebruik de spuit van 12 cc om de punctienaald te aspireren.
7.
Verwijder de spuit en breng de zachte tip van de voerdraad
door de introducernaald in het vat in. Voer de voerdraadgeleider
tot op de vereiste diepte op. Zorg dat er voldoende voerdraad
blootligt.
De voerdraad mag nooit worden opgevoerd of terug-
getrokken wanneer weerstand wordt ondervonden.
Bepaal de oorzaak van de weerstand alvorens verder te gaan.
Wij suggereren om het binnengaan van de voerdraad in de
vena cava superior en het rechter atrium onder doorlichting te
controleren.
8.
Houd de voerdraad op zijn plaats en verwijder de introducer-
naald. Trek de voerdraad niet in de canule terug, want dit kan
tot loskoppeling van de voerdraad leiden. De canule moet eerst
worden verwijderd.
9.
Steek de bloedvatdilatator in de huls tot de dilatatordop over
de klepbehuizing klapt en de dilatator op het hulssamenstel
beveiligt.
10. Rijg de dilatator/hulsconstructie over de voerdraad.
11. Voer de dilatator en huls samen met een draaiende beweging
over de voerdraad en in het bloedvat op. Observatie onder
doorlichting verdient wellicht aanbeveling. Door een klem of
hemostaat aan het proximale uiteinde van de voerdraad te
bevestigen wordt belet dat de voerdraad per ongeluk helemaal
in de patiënt wordt opgevoerd.
12. Nadat de constructie ten volle in het veneuze systeem is inge-
bracht, verwijdert u de dilatatordop van de behuizing van de
hulsklep door de dilatatordop met een heen en weer beweging
van het aanzetstuk te verwijderen. (zie figuur A)
13. Trek de voerdraad en dilatator langzaam terug en laat de huls
op zijn plaats zitten. De hemostaseklep zal bloedverlies en per
ongeluk aspireren van lucht door de huls beperken.
14. Aspireer alle lucht uit de hulsklepconstructie door mid-
del van een spuit die op de zijpoort wordt aangesloten.
Spoel de introducer door de zijpoort. Als de introducer
tijdens latere procedures ter plaatse moet blijven, wordt
aanbevolen om de introducer regelmatig met fysiologische
zoutoplossing via de zijpoort te spoelen.
15. Breng de katheter via de hemostaseklep/behuizing in en voer
hem naar tot de gewenste plaats op.
16. Spoel de huls met 5cc of fysiologische zoutoplossing on-
middellijk vóór het wegpellen van de huls, om terugvloeien
van bloed tot een minimum te beperken.
17. Trek de huls en klep over de katheter en uit het bloedvat terug,
terwijl de elektrode op zijn plaats wordt gelaten.
18. Knap de lipjes van de klepbehuizing scherp af in een rechte hoek
met de lange as van de huls om de klep te splitsen en pel de huls
weg tijdens het terugtrekken uit het bloedvat. (zie figuur B)
9