200591 - 200592
voorkomen of te verminderen: een grotere fles installeren of twee
flessen met elkaar verbinden (afbeelding 1).
1.10. De verwarmingsapparatuur niet gebruiken in provisiekamers, kelders
of enige andere ruimte onder het niveau van de grond.
1.11. In geval van storingen contact opnemen met de technische hulpdienst.
1.12. De kraan van de gasfles na gebruik van de verwarmingsapparatuur
sluiten.
1.13. De gasfles vervangen met inachtneming van de veiligheidsinstructies,
uit de buurt van ontstekingsbronnen.
1.14. De gasleiding mag niet verwrongen of geknikt zijn.
1.15. De verwarmingsapparatuur moet in een ruimte zonder enig
brandgevaar geplaatst worden, met de warme luchtuitlaat op minstens
3 m van een muur of een plafond bestaande uit ontvlambare
materialen, en nimmer op de gasfles gericht worden.
1.16. Originele reserveonderdelen gebruiken (zoals bij het vervangen van
de gasleiding).
1.17. De in deze handleiding beschreven verwarmingsapparatuur is niet
geschikt voor huishoudelijk gebruik.
1.18. In geval van een daadwerkelijk of vermoedelijk lek van de gasfles
moet de verwarmingsapparatuur uitgeschakeld worden en nagekeken
worden door een bevoegde servicedienst, alvorens deze weer in te
schakelen. Voor een goede ventilatie zorgen door een deur en een
raam
te
openen,
geïnstalleerd is. Geen vonken of open vuur produceren.
1.19. In geval van twijfel contact opnemen met de fabrikant.
2. INSTALLATIE
2.1 De verwarmingsapparatuur aansluiten op een geschikt stopcontact van
230 V ~ 50 Hz.
2.2 Verifiëren of het apparaat goed geaard is.
2.3 De gastoevoerleiding aansluiten op het reduceerventiel en dit aansluiten
op een fles LPG.
2.4 De kraan van de fles openen en vervolgens verifiëren of de
gastoevoerleiding goed is aangesloten. Hiertoe wordt aanbevolen een
gecertificeerde lekdetector te gebruiken.
Afbeelding 1
indien
de
verwarmingsapparatuur
binnen