Waarschuwing voor
onderspanning
De lichten (1h) beginnen te knipperen wanneer
de accu (9) bijna leeg is. Quadrocopter (1) doen
landen zodra u dit vaststelt.
Camera instellen (afb. G)
De camera (1e) zit vast onder de quadrocopter
(1). Draai de camerawieltjes naar boven of
naar onder om de positie van de cameralens te
verstellen.
BELANGRIJK: De camera (1e) beschikt
over een klein controlelampje. Door de
zichtbaarheid worden de camerafuncties ook via
de leds van de quadrocopter (1) weergegeven.
Gegevens overdragen (afb. H)
De opgenomen foto's en films worden op de
micro-SD-kaart (10) opgeslagen. Om de gege-
vens aan een computer of aan een apparaat met
USB-poort (zoals bv. een televisietoestel) over te
dragen, gaat u als volgt te werk:
1. De micro-SD-kaart (10) bevindt zich in de
camera (1e). Druk op de micro-SD-kaart (10)
en verwijder ze uit de camera (1e).
2. Schuif de micro-SD-kaart (10), zoals in afbeel-
ding H weergegeven, helemaal in de micro-SD-
kaart-USB-Stick (7).
BELANGRIJK: Let op de correcte plaats-
ing van de micro-SD-kaart (10). Ze moet
bijna volledig in de micro-SD-kaart-USB-Stick (7)
verdwijnen.
3. Steek de micro-SD-kaart-USB-Stick (7) in de
USB-poort van een computer.
4. De computer detecteert de micro-SD-kaart-
USB-Stick (7) en u kunt de gegevens op de
computer kopiëren.
Geschikte vliegomgeving
Aan volgende criteria dient een omgeving te
voldoen om optimaal met de quadrocopter te
vliegen:
• Nagenoeg windstille omgeving tot windkracht 3.
• Lokale weerberichten vóór het vliegen op
actuele en komende wijzigingen controleren.
54
NL/BE
• Personen moeten bij de start een veiligheid-
safstand van 5 m tot de quadrocopter in acht
nemen.
• Hindernissen vóór het vliegen bekijken en
eventueel uit de weg ruimen, gepaste afstand
in acht nemen (> 5 m).
• Onderzoek uw omgeving op veranderlijke om-
standigheden, zoals bv. voorbijgangers, fietsers
of wegverkeer/voertuigen.
• Zoek een grote, open en ruime oppervlakte
zonder hindernissen, let in het bijzonder op
gebouwen, samenscholingen, hoogspannings-
installaties en bomen.
• Voor het kunstvliegen, zoals bv. loopings, dient
in alle richtingen een plaats van ca. 10 m te
zijn.
• Let op een droge omgeving zonder neerslag.
Vlieg niet bij slechte of vochtige weersomstan-
digheden (bv. sneeuwval, nevel, nacht). Alleen
wanneer het zicht helder en duidelijk is, mag
de quadrocopter gebruikt worden.
• De bedrijfstemperatuur mag slechts 10°C Ctot
45°C bedragen.
• Raadpleeg ook de beperkingen van de drone-
wetgeving voor verboden gebieden
(zie 'Veiligheidsvoorschriften').
Voorbereiding op het vliegen
Vooraleer u begint, de quadrocopter (1) te laten
vliegen, let u op het volgende:
1. Zet de quadrocopter (1) om te starten altijd op
een vlakke ondergrond.
BELANGRIJK: De cameralens stemt
overeen met de voorzijde van de quadro-
copter (1).
2. Beweeg de gashendel (2e) en stuurknuppel
(2f) altijd langzaam en voorzichtig met gevoel.
3. Vestig uw aandacht tijdens het vliegen voortdu-
rend op de quadrocopter (1)!
OPGEPAST: Houd de quadrocopter
tijdens het vliegen altijd in het zicht!
4. Hang geen lasten aan de quadrocopter (1).
OPGEPAST: : Controleer telkens vóór
het vliegen de rotorbescherming (1c)
(afb. B) op correcte zitting en perfecte
staat.