NL
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
•
Wijzig nooit iets aan het product en
repareer het niet; gevaar voor brand,
ernstig persoonlijk letsel en/of materiële
schade.
•
Gebruik alleen onderdelen en accessoires
die door de fabrikant worden aanbevolen.
•
Gebruik het product niet als het
beschadigd of versleten is.
•
Controleer voor gebruik alle aansluitingen
op lekkage met zeepsop. Voer nooit een
lekcontrole uit met open vuur.
•
Gebruik een goedgekeurde gasfles van 5,
11 of 33 kg. De gastank buitenshuis
aansluiten en/of vervangen. Rook niet en
zorg dat er geen vonken of open vuur in
de buurt zijn tijdens het aansluiten of
vervangen van gasflessen.
•
Zorg ervoor dat de gasfles stabiel staat,
zodat deze niet kan omvallen als het
product in gebruik is.
•
Tijdens gebruik moet de gasfles rechtop
staan met de regelaar omhoog.
•
Zorg ervoor dat de slang niet gevouwen of
gedraaid is tijdens het gebruik van het
product.
•
Houd de gasfles op veilige afstand van
warmtebronnen tijdens het gebruik van
het product. Zorg ervoor dat de gasfles of
-slang niet in contact komen met het
bewerkte gebied.
•
Laat het product nooit onbeheerd aan
staan. Het product en de omgeving
worden erg heet tijdens het gebruik
– gevaar voor brandwonden. Vermijd
contact met hete onderdelen en wacht tot
alle onderdelen volledig zijn afgekoeld
voor transport en/of opslag.
•
Vermijd het inademen van rook of
dampen die ontstaan tijdens het gebruik.
•
Wanneer het product niet wordt gebruikt,
moet het in een goed geventileerde
ruimte, droog, stofvrij en buiten het bereik
van kinderen worden bewaard.
38
•
Onjuiste montage, afstelling, wijziging of
service of onjuist onderhoud brengt een
risico van persoonlijk letsel en/of
materiële schade met zich mee.
•
Kinderen mogen niet in de buurt van het
product komen.
•
Gebruik het product nooit als niet alle
beschermingen en
veiligheidsvoorzieningen zijn gemonteerd.
•
Gebruik uitsluitend butaan- en
propaangas of een mengsel daarvan.
•
Gebruik alleen het aanbevolen type
gasfles.
•
De gasregelaar en gasslangen moeten
voldoen aan de huidige regelgeving en
lokale normen.
•
De uitgaande druk van de gasregelaar
moet voldoen aan de eisen voor de
betreffende gascategorie. Gebruik nooit
een ander type gasregelaar dan het type
dat wordt aanbevolen door de fabrikant.
•
Houd bedieningspaneel, brander en
luchtdoorgangen schoon. Maak indien
nodig schoon.
•
Blokkeer de ventilatieopeningen in de
gasflesruimte niet. Houd de
ventilatieopeningen in de gasflesruimte
schoon.
•
Bewaar of gebruik geen benzine of
andere ontvlambare stoffen op of in de
buurt van het product.
•
Inspecteer het product onmiddellijk als
een van de volgende situaties zich
voordoet:
–
Tijdens de werking laat de brander
kleine knallen horen. Een zwakke
knal wanneer de brander uitgaat, is
echter volkomen normaal.
–
Gasgeur op hetzelfde moment dat de
punt van de gasvlam geel wordt.
•
Sluit de gastoevoer onmiddellijk af in het
geval van eventuele gaslekken. Doof alle
vlammen.