4.2 Temperatuurregeling
1
Warmste instelling
3/4
Angeraaden
Omgevingstemperatuur: 16°C tot 38°C.
7
Koudste instelling
4.2 Bedieningsparameters
1. Het apparaat kan alleen de relevante temperaturen bereiken wanneer:
a. de omgevingstemperatuur voldoet aan de klimaatklasse.
b. de deuren goed sluiten.
c. u de deuren niet te lang of te vaak opent.
d. de deurrubbers in goede staat zijn.
e. het apparaat goed gepositioneerd is.
f. het apparaat niet te vol is.
g. u geen warm of heet voedsel in het apparaat opslaat.
2. Wanneer de omgevingstemperatuur zeer hoog is, is het raadzaam om de
thermostaat in te stellen op een koudere instelling indien dat nodig is. Als de
koudere instelling sterke vorming van ingelegde ijs veroorzaakt, selecteer aub
een lagere instelling.
3. Hoge omgevingstemperaturen en gelijktijdig werken op de koudste stand kan de
compressor permanent laten werken om de temperatuur in het apparaat
constant te houden.
4. Ontdooi het apparaat regelmatig daar ingelegde ijs de kracht zal verminderen en
daarmee het energieverbruik van het apparaat zal vermeerderen.
instelling
(dagelijks-gebruik-temperatuur).
61