Modi
IN-/UIT-schakelen
Druk op de aan-/uit-toets op het apparaat
apparaat AAN te zetten. Het AAN-/UIT-indicatielampje
gaat branden.
Wanneer u het apparaat voor de eerste keer inschakelt, start het automatisch in de
SMART-modus.
Wanneer u het apparaat inschakelt wanneer het al eerder is ingeschakeld, start het
apparaat in de laatst geselecteerde modus.
Om het apparaat uit te schakelen, drukt u nogmaals op de aan-/uit-toets op het apparaat
of op de afstandsbediening
1
bedieningspaneel uitgaat.
Gebruiksmodus
Het apparaat heeft 4 instelbare functies: Smart - Koelen – Ontvochtigen – VENTILEREN.
Druk op de modustoets op het apparaat
modus te selecteren.
Koelmodus
Druk op de modustoets op het apparaat
indicatielampje KOELEN
Selecteer de gewenste temperatuur door op de toets verhogen
apparaat te drukken.
Of selecteer de gewenste temperatuur door op de toets verhogen
afstandsbediening te drukken.
De temperatuur kan worden ingesteld tussen 16°C en 32°C.
Let op! Het apparaat stopt automatisch met koelen wanneer de kamertemperatuur
lager is dan de geselecteerde temperatuur!
VENTILATORSNELHEID
Druk herhaaldelijk op de toets voor de VENTILATORSNELHEID op het apparaat
de afstandsbediening
A
B
C
D
tot het AAN-/UIT-indicatielampje
A
op het digitale bedieningspaneel gaat branden.
9C
tot de gewenste VENTILATORSNELHEID is geselecteerd. Er zijn
F
E
F
G
H
of op de afstandsbediening
1
op het digitale bedieningspaneel
1
of op de afstandsbediening
4
of op de afstandsbediening
4
NL 11
AFSTANDSBEDIENING:
AAN-/UIT-toets
A
Verhogen
B
Verlagen
C
Timer
D
Modus
E
VENTILATORSNELHEID
F
Standby-modus
G
Automatisch Zwenken
H
A
om het
op het digitale
1
E
om de gewenste
tot het LED-
E
of verlagen
6
7
B
of verlagen
op het
C
op de
of op
3