•
Schuif de achterklep van de afstandsbediening naar beneden, waardoor het batterijvakje bloot komt te
liggen.
•
Plaats de batterijen en let er daarbij op dat de (+) en (-) uiteinden van de batterijen overeenkomen met de
symbolen in het batterijvakje.
•
Schuif het batterijklepje weer op zijn plaats.
G
OPMERKINGEN OVER BATTERIJEN
Voor optimale prestaties van het product:
•
Gebruik geen oude en nieuwe batterijen door elkaar, of batterijen van verschillende types.
•
Laat geen batterijen in de afstandsbediening zitten als u van plan bent het apparaat langer
dan 2 maanden niet te gebruiken.
G
VERWIJDERING VAN BATTERIJEN
Gooi batterijen niet weg als ongesorteerd gemeentelijk afval. Raadpleeg de plaatselijke
wetgeving voor een correcte verwijdering van batterijen. Het apparaat moet voldoen aan de
plaatselijke nationale voorschriften.
G
TIPS VOOR HET GEBRUIK VAN DE AFSTANDSBEDIENING
•
De afstandsbediening moet binnen een afstand van 8 meter van het toestel worden gebruikt.
•
Het apparaat geeft een pieptoon wanneer het signaal van de afstandsbediening wordt
ontvangen.
•
Gordijnen, andere materialen en direct zonlicht kunnen de infrarood signaalontvanger
storen.
•
Verwijder de batterijen als de afstandsbediening langer dan 2 maanden niet wordt gebruikt.
AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE AFSTANDSBEDIENING
Het apparaat moet voldoen aan de plaatselijke nationale voorschriften.
Dit apparaat is getest en in overeenstemming bevonden met de beperkingen voor een digitaal apparaat
van klasse B, overeenkomstig deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze limieten zijn bedoeld om redelijke
bescherming te bieden tegen schadelijke interventies bij installatie in een woonomgeving. Dit apparaat
genereert en gebruikt radiofrequentie-energie en kan deze uitstralen. Als het apparaat niet volgens de
instructies wordt geïnstalleerd en gebruikt, kan het schadelijke interventies veroorzaken in radiocommu-
nicatie. Er is echter geen garantie dat er geen storing zal optreden in een bepaalde installatie. Als deze
apparatuur schadelijke interventie veroorzaakt voor radio- of televisieontvangst, hetgeen kan worden vast-
gesteld door de apparatuur uit en aan te zetten, wordt de gebruiker geadviseerd te proberen de interven-
tie te corrigeren door middel van een of meer van de volgende maatregelen:
•
Heroriënteer of verplaats de signaalontvanger.
•
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
•
Sluit het apparaat aan op een stopcontact van een ander circuit dan dat waarop de ontvanger is aang-
esloten.
Remote-man_RG10 EU ('21) V2.indd 33
Remote-man_RG10 EU ('21) V2.indd 33
1
33
16-11-2021 17:15
16-11-2021 17:15