GEBRUIK VAN DE KETEL IN
WINTERMODUS.
De instellingen en het gebruik van de kaart variëren
naargelang de chronothermostaten die ermee ver-
bonden zijn en de gekozen opties (zie tabel „Regeling
toevoertemperatuur").
WERKING MET KETEL
EN RUIMTETHERMOSTATEN.
Winter ( ): in deze modus werkt de ketel zowel voor
verwarming van warm tapwater als voor verwarming
van de ruimte. De temperatuur van het warm tapwater
wordt steeds via de keuzeschakelaar (1) geregeld.
Wanneer er geen warmteverzoeken zijn (verwarming of
productie van warm tapwater), gaat de ketel over naar
de functie "wachten", wat overeenkomt met gevoede
ketel zonder aanwezigheid van de vlam.
NB: het is mogelijk dat de ketel automatisch in wer-
king treedt indien de antivriesfunctie (13) geactiveerd
wordt. Bovendien kan de ketel korte tijd na de afname
van warm tapwater in werking blijven om het sanitair
circuit weer op temperatuur te brengen.
- Directe zone. De verwarmingstemperatuur in
de directe zone wordt via de keuzeschakelaar (3)
geregeld en de relatieve temperatuur wordt op het
display (24) weergegeven d.m.v. de indicator (4) en
de indicatie "SET RISC. " (set verw.) verschijnt (fig.
11). Door de keuzeschakelaar (3) in wijzerzin te
draaien, verhoogt de temperatuur, in tegenwijzerzin
vermindert de temperatuur.
Temperatuurregeling toevoer installatie
directe zone
- Zone lage temperatuur. De verwarmingstempe-
ratuur in de zone lage temperatuur wordt geregeld
d.m.v. de parameter "SET B.T. 2" in het "Zone"
menu, door het gebruik van de keuzeschakelaar
(3). De relatieve temperatuur wordt op het display
(24) weergegeven door de indicator (7) en "SET B.T.
verschijnt 2" (fig. 12). Door de keuzeschakelaar (3)
in wijzerzin te draaien, verhoogt de temperatuur, in
tegenwijzerzin vermindert de temperatuur.
Werking wintermodus met ruimteverwarming
gemengde zone
Tijdens het ruimteverwarmingsverzoek verschijnt
op het display (24) het opschrift "VERWARM" op de
statusindicator (6) en gelijktijdig met de inschakeling
van de brander gaat ook de indicator (8) voor vla-
maanwezigheid aan met bijhorende vermogenschaal
en de indicator (9 en 7) met instanttemperatuur in
uitgang van de primaire warmtewisselaar. Wanneer
de temperatuur van het water in de installatie tijdens
de verwarmingsfase voldoende is om de radiatoren te
verwarmen, kan de ketel werken door enkel de ketel-
circulatiepomp te activeren.
Werking in wintermodus met ruimteverwarming
Tijdens het ruimteverwarmingsverzoek kan de
toevoertemperatuur in de zone lage temperatuur
weergegeven worden. Ga naar het menu „Zones" en
kies de parameter „TEMP. B.T. 2", via de indicator (7)
op het display (24) verschijnt de instanttemperatuur,
waargenomen in de uitgang van de ketel.
Visualisering toevoertemperatuur
gemengde zone
WERKING MET EXTERNE SONDE (FIG. 15)
OPTIONEEL.
In geval van installatie met optionele externe sonde
wordt de toevoertemperatuur van de ketel voor de
verwarming beheerd door de externe sonde, in functie
van de gemeten buitentemperatuur (par. U kunt de
toevoertemperatuur wijzigen van -15°C tot +15°C
ten opzichte van de instellingscurve (fig. 7 en 8 Offset
waarde).
- Correctie directe zone. Deze correctie, die met de
keuzeschakelaar (3) aangestuurd kan worden, blijft
actief bij eender welke gemeten buitentemperatuur,
de wijziging van de offsettemperatuur wordt weerge-
Fig. 11
geven via de indicator (7), op de indicator (4) wordt
de huidige toevoertemperatuur weergegeven, en
enkele seconden na de wijziging wordt die met de
nieuwe correctie bijgewerkt, op het display verschijnt
de aanduiding "CORR OTC" (zie figuur). 15). Door
de keuzeschakelaar (3) in wijzerzin te draaien, ver-
hoogt de temperatuur, in tegenwijzerzin vermindert
de temperatuur.
Temperatuurregeling toevoer installatie
directe zone met externe sonde (optie)
- Correctie gemengde zone. De correctie kan uit-
Fig. 12
gevoerd worden via de parameter "SET B.T. 2" in
het menu "Zones" d.m.v. de keuzeschakelaar (3) en
blijft actief welke ook de gemeten buitentemperatuur
is, de wijziging van de offset-temperatuur wordt
gevisualiseerd d.m.v. de indicator (7). Door de
keuzeschakelaar (3) in wijzerzin te draaien, verhoogt
de temperatuur, in tegenwijzerzin vermindert de
temperatuur.
directe zone
Fig. 13
Fig. 14
Fig. 15
20
Temperatuurregeling toevoer installatie
gemengde zone met externe sonde (optie)
Tijdens het ruimteverwarmingsverzoek verschijnt
op het display (24) het opschrift "VERWARM" op de
statusindicator (6) en gelijktijdig met de inschakeling
van de brander gaat ook de indicator (8) voor vla-
maanwezigheid aan met bijhorende vermogenschaal
en de indicator (9 en 7) met instanttemperatuur in
uitgang van de primaire warmtewisselaar. Wanneer
de temperatuur van het water in de installatie tijdens
de verwarmingsfase voldoende is om de radiatoren te
verwarmen, kan de ketel werken door enkel de ketel-
circulatiepomp te activeren.
Werking modus winter met externe sonde (optie)
WERKING MET AFSTANDBEDIENING
AMICO
(CAR
) (OPTIE).
V2
V2
In geval van aansluiting op de CAR
automatisch het apparaat en op het display verschijnt
het symbool (
). Vanaf dat ogenblik worden
alle commando's en instellingen gedelegeerd aan de
CAR
, op de ketel blijven echter de drukknop Stand-
V2
by "
", de drukknop Reset "C", de drukknop toegang
menu "D" en de keuzedrukknop voorrang sanitair "B"
in werking.
Aandacht: Als u de ketel in stand-by (10) zet, verschijnt
op de CAR
het symbool verbindingsfout "CON", toch
V2
blijft de CAR
gevoed zonder de programma's die in
V2
het geheugen opgeslagen zijn te verliezen.
WERKING MET SUPERAFSTANDBEDIENING
AMICO (SUPER CAR) (OPTIE).
In geval van aansluiting met de Super CAR, detecteert
de ketel automatisch het apparaat en op het display
verschijnt het symbool (
mogelijk om regelingen uit te voeren, onafhankelijk
van de Super CAR of de ketel, naargelang de gekozen
zone-instellingen.
Aandacht: Als u de ketel in stand-by (10) zet, ver-
schijnt op de Super CAR het symbool verbindingsfout
"ERR>CM", toch blijft de Super CAR gevoed zonder
de programma's die in het geheugen opgeslagen zijn
te verliezen.
NB: als op de zonekaart de modus Super CAR "con-
trole toevoer hoofdzone" wordt gekozen, verschijnt
het symbool (
) niet op het display van de ketel.
De commando's voor de ruimteverwarming, uitgevoerd
via Super CAR, verwijzen dus naar de hoofdzone,
terwijl de commando's en de regelingen, uitgevoerd
via de ketel naar de volledige verwarmingsinstallatie
verwijzen.
De commando's die naar de verwarming van het warm
tapwater verwijzen, blijven onverschillig bij uitvoering
via Super CAR of via dashboard van de ketel.
Fig. 16
Fig. 17
detecteert de ketel
V2
). Vanaf nu is het