Ingebruikname
U kunt de radiogestuurde thermometer en de buitensensor ook met accu´s
gebruiken. Door de geringe spanning (batterij = 1,5 V, accu = 1,2 V) vermin-
dert echter de gebruiksduur en het displaycontrast. Omdat accu's koudege-
voelig zijn, vermindert de gebruiksduur van de buitensensor in de winter nog
verder.
Wij adviseren u daarom zowel de radiogestuurde thermometer alsook de
buitensensor met hoogwaardige alkalinebatterijen te gebruiken, om een
lange en betrouwbare werking te garanderen.
a) Batterijen in de radiogestuurde thermometer plaatsen
• Open het batterijvak aan de achterkant van de radiogestuurde thermometer.
• Leg twee batterijen van het type AAA/micro met de juiste polariteit in de radioges-
tuurde thermometer (rekening houden met plus/+ en minus/-). Sluit het batterijvak
weer.
• Direct na het plaatsen van de batterijen geeft de radiogestuurde thermometer kort
alle displaysegmenten weer en zijn enkele signaalgeluiden te horen. Als er alleen
vreemde tekens op de display verschijnen, druk dan op de verzonken „RESET"-
toets (15), bijv. met een tandenstoker.
• Aansluitend zoekt de radiogestuurde thermometer naar het radiosignaal van de bui-
tensensor, het ontvangstpictogram (5) knippert. Raak geen toetsen aan, verplaats
de radiogestuurde thermometer niet.
Plaats nu batterijen in de buitensensor, zie het volgende hoofdstuk.
b) Batterijen in de buitensensor plaatsen
• Open het batterijvak aan de achterzijde van de buitensensor, door het deksel van het
batterijvak (21) naar onderen toe eruit te schuiven.
• Leg twee batterijen van het type AAA/micro met de juiste polariteit in de buitensen-
sor (rekening houden met plus/+ en minus/-). Sluit het batterijvak weer.
• Bij elk zendproces van de buitensensor knippert de rode led (17) kort op de voorkant
van de buitensensor.
• Indien de radiogestuurde thermometer na 3 minuten geen meetgegevens van de
buitensensor weergeeft, haal dan de batterijen uit de radiogestuurde thermometer
en de buitensensor en volg opnieuw de hierboven beschreven procedure.
Eventueel kan het zoeken naar de zender handmatig worden gestart, zie het hoofd-
stuk „Handmatig naar de buitensensor zoeken".
c) Opstellen en montage
• De buitensensor kan via de opening (19) aan de achterkant met een spijker, een
schroef of een haak aan de wand worden bevestigd. Via een kleine uitklapbare
voet (22) is ook de opstelling op een vlak oppervlak mogelijk.
De buitensensor is geschikt voor gebruik op een beschutte plaats buitenshuis. Hij
moet zodanig worden geplaatst dat hij niet wordt blootgesteld aan direct zonlicht,
omdat dit anders tot een verkeerde temperatuurmeting leidt. Neerslag op de buiten-
sensor leidt eveneens tot een verkeerde temperatuurmeting, doordat de behuizing
afkoelt.
Wij adviseren u daarom de plaats van opstelling zorgvuldig te kiezen, zodat de bui-
tensensor de juiste temperatuur meet.
Gebruik de buitensensor nooit in of onder water, daardoor kan deze onherstelbaar
beschadigd raken!
• De radiogestuurde thermometer kan eveneens via een opening aan de achter-
kant (9) aan een spijker, een schroef of een haak aan de wand worden bevestigd.
Via een uitklapbare voet (13) kan de radiogestuurde thermometer op een vlak, sta-
biel oppervlak worden opgesteld. Bescherm het oppervlak van kostbare meubels
met een geschikte onderlegger tegen krassen.
Handmatig naar de buitensensor zoeken
• Houd de „SEARCH"-toets (11) gedurende 3 seconden ingedrukt, tot u een geluids-
signaal hoort. Daarna knippert de weergave voor de buitentemperatuur (1) en het
ontvangstpictogram (5). De radiogestuurde thermometer zoekt tijdens de volgende
3 minuten naar de buitensensor.
• Druk tijdens het zoeken geen toetsen in.
• Verklein bij ontvangstproblemen eventueel de afstand tussen buitensensor en de
radiogestuurde thermometer, of kies een andere opstelplaats.
Temperatuureenheid °C/°F omschakelen
• Druk op de radiogestuurde thermometer kort op de „F°C/°F" -toets (14), om tussen
de temperatuureenheid °C (graden Celsius) en °F (graden Fahrenheit) om te scha-
kelen.
Alarmfunctie voor de buitentemperatuur
De radiogestuurde thermometer biedt de mogelijkheid, bij een over- en/of onderschrij-
den van een grenswaarde van de buitentemperatuur een alarmsignaal te activeren.
a) Alarmfunctie in-/uitschakelen
Druk meerdere keren op de „ALERT"-toets (16), om het gewenste alarm te activeren
of uit te schakelen.
• Melding „ ": Alarm bij overschrijden van de bovenste grenswaarde ingeschakeld
• Melding „ ": Alarm bij overschrijden van de onderste grenswaarde ingeschakeld
• Melding „ ": Beide alarmfuncties ingeschakeld
• Geen melding: Alarmfunctie uitgeschakeld
b) Grenswaarden instellen
• Houd de toets „ALERT" (16) gedurende 3 seconden ingedrukt, totdat er een geluids-
signaal afgaat. Laat de toets daarna weer los. In de display verschijnt het pictogram
„ " voor de bovenste grenswaarde en de temperatuur knippert.
• Stel de bovenste grenswaarde in met de „S"- (10) resp. „F°C/°F"- toets (14) (voor
snel verstellen de betreffende toets langer ingedrukt houden).
• Door kort op de „ALERT"-toets (16) te drukken, verschijnt het pictogram „ " voor
de onderste grenswaarde en de temperatuur knippert.
• Stel de onderste grenswaarde in met de „S"- (10) resp. „F°C/°F"- toets (14) (voor
snel verstellen de betreffende toets langer ingedrukt houden).
• Druk kort op de toets „ALERT" (16), de instelmodus wordt verlaten.
De instelmodus wordt automatisch verlaten als gedurende 15 seconden
geen toets wordt ingedrukt.
c) Alarmsignaal beëindigen
• Wanneer de grenswaarde wordt overschreden, activeert de radiogestuurde ther-
mometer een alarmsignaal. Bovendien knippert het overeenkomstige pictogram
„ " resp. „ " in de display.
• Het alarmsignaal kan eerder worden beëindigd, door op een willekeurige toets te
drukken.
Het betreffende pictogram stopt pas met knipperen als de betreffende meet-
waarde zich weer binnen de ingestelde grenswaarden bevindt.
Weergave van de minimum-/maximumwaarden
De radiogestuurde thermometer geeft altijd de minimum- en maximumwaarden van de
afgelopen 24 uur weer, dit kan niet handmatig worden gewist.
Reset
Resetten van de radiogestuurde thermometer kan door de „RESET"-toets (15) in te
drukken.
Op de buitensensor moet de „RESET"-toets (20) worden ingedrukt; deze toets is pas
zichtbaar wanneer het deksel van het batterijvak wordt afgenomen.
Bereik
Het bereik voor de overdracht van de radiosignalen tussen de buitensensor en de
radiogestuurde thermometer bedraagt bij optimale omstandigheden tot en met 30 m.
Bij deze vermelding van de reikwijdte betreft het echter de „reikwijdte in het
vrije veld". Deze ideale positionering (bijv. radiogestuurde thermometer en
buitensensor op een glad en vlak grasoppervlak zonder bomen en huizen
e.d.) wordt in de praktijk echter nooit aangetroffen.
Door de verschillende mogelijke invloeden op de radiogestuurde overdracht kan he-
laas geen bepaald bereik gegarandeerd worden. Niettemin is het gebruik in eenge-
zinswoningen normaal gesproken zonder problemen mogelijk.
De reikwijdte kan aanzienlijk worden verminderd door de nabijheid van kabels, leidin-
gen, metalen delen, elektronische apparaten e.d. Ook dikke muren, constructies van
staalbeton, isolatieruiten van gecoat glas enz. verminderen de reikwijdte aanzienlijk.
Als u vaststelt dat de radiogestuurde thermometer geen meetgegevens van de bui-
tensensor ontvangt, controleer dan eerst de toestand van de batterijen in de buiten-
sensor. Kies aansluitend een andere plaats voor de radiogestuurde thermometer en
de buitensensor. Zoek zo nodig handmatig naar de buitensensor (zie het hoofdstuk
„Handmatig naar de buitensensor zoeken").