Elektrische aansluiting
1. Zorg ervoor dat de netspanning
met de specificatie in Technische
gegevens/Technical Data overe-
enkomt.
2. Zorg ervoor dat het stopcontact en
de netvoeding voldoende geze-
kerd zijn (zie
gegevens/Technical Data).
3. Zorg ervoor dat het stopcontact
altijd is beveiligd met een aar-
dlekschakelaar - vooral in vochtige
ruimten en op bouwplaatsen.
4. Zorg ervoor dat het gebruikte
stopcontact geaard is en past bij
de netstekker van het apparaat.
5. Steek de netstekker in het stop-
contact.
8 Gebruik en bediening
Vóór het inschakelen
1. Zorg ervoor dat het apparaat niet
op een natte ondergrond staat en
dat het rechtop en veilig staat.
2. Zorg ervoor dat het condensaat
veilig kan weglopen.
3. Maak indien nodig een logboek
van de bedrijfsurenteller en de
vermogensmeter.
OPMERKING! Het apparaat vóór
ingebruikname, na transport en na
langdurige opslag ca. 15 minuten in
zijn definitieve positie laten rusten.
Apparaat inschakelen en continu
bedrijf
1. Zet de apparaatschakelaar in
stand [I].
104
in Technische
Het groene controlelampje
geeft aan dat de compressor
in bedrijf is.
Het continubedrijf start en het
apparaat werkt net zo lang
tot het continubedrijf door de
automatische ontdooiing
wordt onderbroken (het gele
controlelampje geeft aan dat
de ontdooifunctie werkt).
Het condensaat wordt bij
continu bedrijf automatisch
afgepompt.
Condensaat afpompen (bij
verplaatsing van het apparaat)
✓ Het apparaat is niet aan het
ontdooien (het gele controle-
lampje is uit).
1. Zet de apparaatschakelaar in
stand [I].
De condensaatpomp pompt
het condensaat via de afvo-
erslang in de afvoer / de
opvangbak.
2. Zodra er geen condensaat meer
wordt verpompt, zet u de appa-
raatschakelaar direct in stand [0]
om drooglopen van de pomp te
voorkomen.
Bediening van de externe
hygrostaat
✓ De hygrostaat is op de aansluit-
bus aangesloten.
1. Stel de hygrostaat op de gewenste
doelvochtigheid in.
2. Zet de apparaatschakelaar in
stand [I].
Het apparaat begint met de
ontvochtiging.