ste meetwaarderegel a) wordt met de opgeslagen
hoogte A vermenigvuldigd. De totale oppervlakte-
waarde wordt in de resultaatregel c weergegeven.
U kunt een willekeurig aantal lengten B
Deze worden opgeteld en met de hoogte A verme-
nigvuldigd.
Voorwaarde voor een correcte oppervlaktebereke-
ning is dat de eerste gemeten lengte (in het voor-
beeld de hoogte van de ruimte A) voor alle deelop-
pervlakten identiek is.
Hellingmeting (zie afbeelding G)
Druk op de toets hellingmeting 3. In het display ver-
schijnt de indicatie voor de hellingmeting
referentievlak dient de achterzijde van het meetge-
reedschap. Door nogmaals indrukken van de toets
hellingmeting 3 worden de zijvlakken van het meet-
gereedschap als referentievlak gebruikt en wordt
het displayaanzicht 90° gedraaid weergegeven.
Druk op de toets meten 2 om de meetwaarde vast
te zetten en in het meetwaardegeheugen over te
nemen. Door nogmaals indrukken van de toets me-
ten 2 wordt de meting voortgezet.
Als de indicatie tijdens de meting knippert, wordt
het meetgereedschap te sterk zijwaarts gekanteld.
Als u in de basisinstellingen de functie „digitale li-
bel" heeft ingeschakeld, wordt de hellingwaarde
ook in de andere meetfuncties in regel d van het
display 1 weergegeven.
Timerfunctie
De timerfunctie helpt bijv. wanneer bewegingen
van het meetgereedschap tijdens de meting ver-
hinderd moeten worden.
Houd voor de timerfunctie de toets 6 ingedrukt tot-
dat in het display de indicatie
In de meetwaarderegel a wordt de tijdspanne vanaf
het activeren tot aan de meting weergegeven. De
tijdspanne kan door het indrukken van de plustoets
11 of de mintoets 5 tussen 1 en 60 seconden wor-
den ingesteld.
De meting vindt automatisch
plaats na het verstrijken van de in-
gestelde tijdspanne.
De timerfunctie kan ook bij af-
standmetingen binnen andere
meetfuncties (bijv. oppervlakteme-
ting) worden gebruikt. Optelling en
aftrekking van meetresultaten en duurmeting zijn
niet mogelijk.
Lijst van de laatste meetwaarden
Het meetgereedschap slaat de laatste 20 meet-
waarden en de bijbehorende berekeningen op en
toont deze in omgekeerde volgorde (laatste meet-
waarde eerst).
110 | Nederlands
meten.
X
. Als
verschijnt.
Druk voor het opvragen van de op-
geslagen metingen op de toets 7.
In het display verschijnt het resul-
taat van de laatste meting, naast
de indicator voor de meetwaarden-
lijst e en de geheugenplaats voor
de nummering van de weergege-
ven metingen.
Als bij het opnieuw indrukken van de toets 7 geen
andere metingen zijn opgeslagen, keert het meet-
gereedschap terug naar de laatste meetfunctie. Als
u de meetwaardenlijst wilt verlaten, drukt u een van
de toetsen voor meetfuncties in.
Als u de weergegeven lengtemeetwaarde als con-
stante wilt opslaan, houdt u de toets meetwaarden-
lijst 7 ingedrukt totdat in het display „CST" wordt
weergegeven. Een meetwaardevermelding kan
niet achteraf als constante worden opgeslagen.
Als u een lengtemeetwaarde wilt gebruiken in een
meetfunctie (bijv. oppervlaktemeting), drukt u op
de toets meetwaardenlijst 7, kiest u de gewenste
vermelding en drukt u ter bevestiging op de toets
resultaat 6.
Meetwaarden verwijderen
Door het kort indrukken van de toets 8 kunt u in alle
meetfuncties de laatst gemeten afzonderlijke meet-
waarde verwijderen. Door het meermaals kort in-
drukken van de toets worden de afzonderlijke
meetwaarden in omgekeerde volgorde verwijderd.
Als u de weergegeven meetwaardevermelding uit
de lijst wilt verwijderen, drukt u kort op de toets 8.
Als u de hele meetwaardenlijst en de constante
„CST" wilt verwijderen, houdt u de toets meetwaar-
denlijst 7 ingedrukt en drukt u tegelijkertijd kort op
de toets 8.
In de functie muuroppervlaktemeting wordt de laat-
ste meetwaarde verwijderd als u de toets 8 de eer-
ste keer kort indrukt, bij de tweede keer indrukken
alle lengten B
en bij de derde keer indrukken de
X
ruimtehoogte A.
Meetwaarden optellen
Als u meetwaarden wilt optellen, voert u eerst een
willekeurige meting uit of kiest u een vermelding uit
de meetwaardenlijst. Druk vervolgens op de plust-
oets 11. In het display verschijnt ter bevestiging
„+". Voer vervolgens een tweede meting uit of kies
nog een vermelding uit de meetwaardenlijst.
Druk voor het opvragen van de
som van beide metingen op de re-
sultaattoets 6. De berekening
wordt in de meetwaarderegels a
weergegeven. De som staat in de
resultaatregel c.
Na berekening van de som kunnen bij dit resultaat
overige meetwaarden of vermeldingen uit de meet-
waardenlijst worden opgeteld als vóór de meting
telkens de plustoets 11 wordt ingedrukt. De optel-
ling wordt beëindigd door het indrukken van de re-
sultaattoets 6.
2 609 141 101 • 23.7.13