3. Het binnenapparaat installeren
C
D
Fig. 3-11
1 )
A
B
Fig. 3-12
1 )
2 )
Fig. 3-13
A
B
E
2 )
C
D
3 )
Controle op lekkage van de aansluiting van de L-vormige
verbindingspijp
1. Bevestig de lastmoer 5 aan de zijbevestiging van de vloeistofpijp.
Aanhaalmoment: 34 tot 42 Nm
2. Voer de druk op door de pijp via de lastmoer met stikstof te vullen.
Voer de druk niet meteen op tot het constante niveau. Voer de druk geleidelijk
op.
1) Voer de druk op tot 0,5 MPa (5 kgf/cm
vervolgens of de druk niet terugloopt.
2) Voer de druk op tot 1,5 MPa (15 kgf/cm
vervolgens of de druk niet terugloopt.
3) Voer de druk op tot 4,15 MPa (41,5 kgf/cm
omgevingstemperatuur en koelstofdruk.
3. Als de gespecificeerde druk ongeveer een dag lang aanwezig blijft en niet
terugloopt, zijn de pijpen in orde en zijn er geen lekkages.
• Als de omgevingstemperatuur verandert met 1°C zal de druk veranderen met
2
ongeveer 0,01 MPa (0,1 kgf/cm
4. Als de druk in stap (2) of (3) terugloopt, is er een gaslek. Zoek het lek.
Het losmaken en behandelen van de pijpen en de bedrading (Fig. 3-11)
1. Het aansluiten van de bedrading binnen/buiten ² Zie pagina 67.
2. Wikkel de viltband 3 om het deel van de koelleiding en de afvoerleiding dat in
de leidingruimte van de binnenunit wordt geplaatst.
• Wikkel de viltband 3 nauwkeurig om iedere koelleiding en afvoerleiding, te
beginnen vanaf de basis.
• Overlap de viltband 3 telkens met een halve bandbreedte.
• Maak het einde van de viltband vast met vinylband.
A Vloeistofpijp
B Gaspijp
C Verbindingskabel binnen/buiten
D Afvoerleiding
E Viltband 3
3. Bevestig de afvoerleiding niet opwaarts en zorg ervoor dat deze geen contact
maakt met de behuizing van de binnenunit.
Trek niet te hard aan de afvoerleiding omdat die anders losraakt.
Leidingen aan de achterzijde, rechterzijde en onderzijde (Fig. 3-12)
1) Bevestig de afvoerleiding niet opwaarts en zorg ervoor dat deze geen contact
maakt met de behuizing van de binnenunit.
Zorg ervoor dat de afvoerleiding onder de andere leidingen is geplaatst en
wikkel de afvoerleiding in viltband 3.
2) Wikkel de viltband 3 vanaf de basis nauwkeurig om de leiding. (Overlap de
viltband telkens met een halve bandbreedte.)
A Afsnijpunt voor rechterleiding.
B Afsnijpunt voor onderste leiding.
Leidingen links en linksachter (Fig. 3-13)
4. Vervanging afvoerleiding ² Zie 5. Installatie van Draineerbuizen
Zorg ervoor dat u de afvoerleiding en de draineerkap vervangt voor de leidingen
aan de linkerzijde en linksachter. Als u deze onderdelen niet installeert of
vervangt, kan dat druppelen tot gevolg hebben.
C Draineerkap
1) Bevestig de afvoerleiding niet opwaarts en zorg ervoor dat deze geen contact
maakt met de behuizing van de binnenunit.
2) Wikkel de viltband 3 vanaf de basis nauwkeurig om de leiding. (Overlap de
viltband telkens met een halve bandbreedte.)
3) Maak het einde van de viltband 3 met vinylband vast.
D Afsnijpunt voor linkerleiding.
2
G), wacht vijf minuten en controleer
2
G), wacht vijf minuten en controleer
2
G) en meet de
G). Voer de nodige aanpassingen uit.
63