Bediening
Bedieningspaneel
1 Waterhouder
De waterhouder moet na iedere droogbeurt geleegd
worden (zie blz. 36).
2 Controlelampje
Dit lampje brandt als de machine in bedrijf is en
gaat uit aan het einde van het programma.
3 Toets "lage temperatuur"
Druk deze toets voortijds in als u kreukherstellend
katoen gaat drogen. In dit geval moet een langere
droogtijd worden gekozen.
4 Toets "start"
Na instelling van het programma drukt u op deze
toets om het programma te starten.
Indien de deur van het toestel of het deurtje in de
sokkel tijdens de afwerking van het programma
geopend wordt, moet deze toets na het sluiten
van de deur weer ingedrukt worden om het
programma voort te zetten.
Deze toets moet ook na een
stroomonderbreking ingedrukt worden.
5 Signaallampje waterhouder
Het lampje brandt als de waterhouder vol of niet
goed geplaatst is. Het programma is dan
onderbroken.
Belangrijk!
De droogtijdenknop blijft doordraaien totdat hij op
"O" komt te staan maar de machine droogt niet. In
dit geval dient u, nadat u de houder geleegd heeft,
opnieuw de benodigde droogtijd in te stellen om de
gewenste droogtegraad te bereiken.
Opgelet: Na deze handeling kan het gebeuren dat de
machine tot een maximum van 2 minuten stil blijft
staan terwijl het lampje brandt voordat hij opnieuw
begint te draaien.
6 Droogtijdenknop
De tijdklok is in twee sectoren opgedeeld:
Een sector met een normale (hoge)
droogtemperatuur, instelbaar tot 150 minuten. De
normale temperatuur gebruikt u voor katoen en
linnen.
Een sector met verlaagde droogtemperatuur,
instelbaar tot 100 minuten. De verlaagde temperatuur
gebruikt u voor synthetica en fijne was.
U mag de knop uitsluitend rechtsom draaien. Heeft
u in de verkeerde sector ingesteld, dan niet
terugdraaien maar weer rechtsom.
Afkoelfase
Bij het instellen van korte droogtijden moet u er
rekening mee houden dat de machine de laatste 10
minuten met koude lucht werkt (programmastand
Daarmee worden zowel wasgoed als machine
afgekoeld.
De afkoelfase mag in geen geval verkort of
onderbroken of zelfs geheel overgeslagen worden.
Verbrandingsgevaar!
31
).