NEDERLANDS
– De bevestiging van de pomp vindt plaats met 2 schroeven, Ø 8 mm,
op een trillingdempende sokkel of fundament. Er kunnen ook gang-
bare trillingdempende elementen worden gebruikt voor de trilling-
dempende bevestiging.
– Om de toegankelijkheid van de aftapplug te garanderen, moet de
bodem onder de aftapplug min. 20 mm lager dan het bevestigingsni-
veau van de pomp liggen.
– Zuigbuis/ -slang dienen minimaal de nominale diameter van de zuig-
aansluiting van de pomp te hebben. Voor pompen van serie 6 m
met een aanzuighoogte (SH) boven 6 m is minimaal een binnen-Ø 28
mm vereist.
– Het zuigzijdige buissysteem moet vacuüm zijn.
– Bij een aanzuighoogte (SH) > – 7 m is een verticale persleiding van
minimaal 500 mm vereist (afbeelding 3).
– Voor en achter de pomp dienen afsluitarmaturen (nr. 1) te worden
ingebouwd, zodat de pomp gemakkelijk kan worden vervangen c.q.
onderhoudswerkzaamheden gemakkelijker kunnen worden uitge-
voerd.
– Direct achter het drukstuk van de pomp dient een terugslagklep
(nr. 2) te worden gemonteerd.
– De toevoer- en persleiding dienen spanningsloos aan de pomp te
worden aangesloten. Voor een trillingsarme aansluiting kunnen flexi-
bele slangstukken of compensatoren met lengtebeperking worden
gebruikt. Het buisgewicht dient te worden opgevangen.
– Ter bescherming van de mechanische afdichting dient de pomp door
geschikte maatregelen lokaal tegen watergebrek en hieruit resulte-
rende droogloop te worden beveiligd. WILO biedt voor dit doel ver-
schillende mogelijkheden bij het toebehoren.
– De pomp dient ter hoogte van de toevoerbuis met een zeef- (maas-
wijdte 1 mm) of filtervoorzetstuk (nr. 5) beschermd te worden, om
beschadiging door aangezogen vuil te voorkomen.
5.2 Elektrische aansluiting
– De elektrische aansluiting dient door een plaatselijk erken-
de elektro-installateur volgens de geldende VDE-voorschrif-
ten uitgevoerd te worden.
– De elektrische aansluiting moet conform VDE 0730/deel 1
via een vaste aansluitleiding plaatsvinden, die is voorzien van een
stekker of een meerpolige schakelaar met een contactopenings-
breedte van minimaal 3 mm.
– Stroomsoort en spanning van de netaansluiting dienen overeen te
komen met de gegevens op het typeplaatje.
– Pomp/installatie aarden volgens de voorschriften.
– Zekering aan netzijde: 10A, traag.
– Draaistroommotoren moet ter beveiliging tegen overbelasting van de
motor lokaal zijn uitgerust met een motorbeveiligingsschakelaar, die
op de op het typeplaatje aangegeven nominale stroom moet worden
ingesteld.
Wisselstroommotoren zijn reeds in de fabriek uitgerust met een ther-
mische motorbeveiliging, die de pomp bij overschrijding van de toe-
gestane wikkelingtemperatuur uitschakelt en na afkoeling automa-
tisch weer inschakelt.
– Om de bescherming tegen druipwater en de trekontlasting van
de PG-schroefverbinding te waarborgen, dient een aansluitleiding
met voldoende grote buitendiameter gebruikt te worden
(bijv. H 05 VV-F 3/4 G 1,5).
– De netaansluiting dient plaats te vinden volgens de klemmensche-
ma's voor draai- of wisselstroom in de klemmenkast van de pomp
(zie ook afb. 5).
– De aansluitleiding dient zo te worden gelegd, dat in geen geval de
buisleiding en/of het pomp- en motorhuis worden geraakt.
Indien nodig, moet een lekstroom-veiligheidsschakelaar
worden geplaatst.
6. Inbedrijfname
– Controle op voldoende waterstand in de breektank resp. toevoer-
druk.
De pomp mag niet drooglopen. Door droogloop
OPGELET!
raakt de mechanische afdichting defect.
– Alleen voor draaistroommotoren:
– Motorbeveiliging instellen op de
nominale stroom conform type-
plaatje.
– Indien aanwezig, vlotterschakelaar resp. elektroden voor de droog-
3
/h
loopbeveiliging zo plaatsen dat de pomp bij een waterstand die het
aanzuigen van lucht tot gevolg zou hebben, wordt uitgeschakeld.
Installatie in toevoerbedrijf (afbeelding 2):
– Afsluiter aan de perszijde sluiten
– Vul-/ontluchtingsschroef (nr. 3) losdraaien
– Zuigzijdige afsluiter een beetje openen, tot er water uit de vulopening
komt en de pomp volledig ontlucht is.
– Afhankelijk van de temperatuur van de transportvloeistof en
de systeemdruk kan bij het volledig openen van de ont-
luchtingsschroef hete transportvloeistof in vloeibare of gas-
ten worden gespoten. Gevaar voor verbranding!
vormige toestand vrijkomen en onder hoge druk naar bui-
– Vul-/ontluchtingsschroef sluiten
– Afsluiter aan de perszijde openen
– Pomp starten.
Installatie in zuigbedrijf (afbeelding 3):
– De aan de persleiding aangesloten aftappunten moeten geopend
zijn.
– Afsluiter aan de perszijde openen
– Zuigzijdige afsluiter openen
– Vul-/ontluchtingsschroef (nr. 3) losdraaien
– Door middel van trechter de pomp door de vulopening met water vul-
len
– Vulopening weer sluiten
– Pomp starten.
– Afhankelijk van de bedrijfstoestand van de pomp resp. de
installatie (temperatuur van de transportvloeistof) kan de
Gevaar voor verbranding bij aanraken van de pomp!
gehele pomp zeer heet worden.
De pomp mag niet langer dan 10 minuten bij een
OPGELET!
volumestroom Q = 0 m
gebruikt.
– De volumestroom mag 10 % van de nominale capaciteit niet onder-
schrijden, om het ontstaan van een luchtbuffer in de pomp te voor-
komen.
– Controleren of de stroomopname niet de nominale stroom op het
typeplaatje overschrijdt.
7. Onderhoud
– Vóór onderhoudswerkzaamheden de installatie spannings-
loos schakelen en beveiligen tegen onbedoeld herinscha-
kelen. Geen werkzaamheden uitvoeren bij draaiende pomp.
– De pomp is praktisch onderhoudsvrij.
De levensduur is afhankelijk van de bedrijfsvoorwaarden en kan ver-
schillen. Wij raden u aan elk halfjaar visuele controles op lekkages en
abnormale trillingen uit te voeren.
– Tijdens de aanloopperiode is licht druppelen van de mechanische
afdichting mogelijk. Bij sterke lekkage als gevolg van grote slijtage de
mechanische afdichting door een vakman laten vervangen.
– Verhoogde lagergeluiden en abnormale trillingen duiden op slijtage
van de lagers. Lagers door een vakman laten vervangen.
– Bij niet-vorstveilige standplaats of langere tijd buiten bedrijf zijn dienen
de pomp en de leidingen in de winter te worden geleegd; de pomp
wordt geleegd door de aftapplug te openen (afbeeldingen 1, 2, 3, nr.
4), de toevoerleiding door de ontluchtingsschroef en evt. de zuigzijdi-
ge terugslagklep van de voetklep te openen, de persleiding door een
aftappunt te openen.
– Controle van de draairichting: Door
kort inschakelen controleren of de
draairichting van de pomp overeen-
komt met de pijl op het pomphuis. Bij
foutieve
draairichting
in de klemmenkast van de pomp ver-
wisselen.
3
/h (gesloten afsluiter) worden
2
fasen
23