OPMERKING
De geselecteerde song/het geselecteerde album kan worden geannuleerd als u andere functies
gebruikt dan functies uit de link-weergavemodus (bijv. snel vooruit en achteruit).
iPod-bediening
U kunt het toestel bedienen via een aangesloten iPod.
De volgende iPod-modellen zijn niet compatibel met deze functie.
– iPod nano 1e generatie, iPod met video
1
Druk op BAND/
tijdens het afspelen en selecteer vervolgens de
bedieningsmodus.
[CONTROL iPod]: De iPod-functie van het toestel kan bediend worden op de
aangesloten iPod.
[CONTROL AUDIO]: De iPod-functie van het toestel kan alleen bediend worden met
de knoppen op het toestel. In deze modus kan de aangesloten iPod niet worden in-
of uitgeschakeld.
OPMERKINGEN
• Als u overschakelt naar de bedieningsmodus [CONTROL iPod] wordt het afspelen van de song
gepauzeerd. Gebruik de aangesloten iPod om het afspelen te hervatten.
• De volgende bedieningen zijn nog steeds mogelijk op het toestel, zelfs als de bedieningsmodus
ingesteld is op [CONTROL iPod].
– Pauze, snel vooruit/achteruit, song/hoofdstuk selecteren
• Het volume kan alleen worden geregeld op het toestel.
Over MIXTRAX (alleen USB/iPod)
De MIXTRAX-functie creëert een non-stop mix van uw muziekbibliotheek, aangevuld
met verlichtingseffecten. Raadpleeg pagina 19 voor meer informatie over MIXTRAX-
instellingen.
OPMERKINGEN
• Deze functie is niet compatibel met een Android-apparaat dat via MTP is verbonden.
• Afhankelijk van het bestand/de song zijn geluidseffecten mogelijk niet beschikbaar.
• Schakelt de MIXTRAX-functie uit als de verlichtingseffecten hinderlijk zijn om uw wagen te besturen.
1
Druk op 3/MIX om MIXTRAX in/uit te schakelen.
8
Nl
Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Belangrijk
Als er drie of meer Bluetooth-apparaten (bijv. een telefoon en een afzonderlijke audiospeler)
verbonden zijn, werken ze mogelijk niet goed.
1
Schakel de Bluetooth-functie van het apparaat in.
2
Druk op
om het telefoonmenu weer te geven.
3
Draai aan de M.C.-knop om [BT SETTING] te selecteren en druk vervolgens op de
knop om te bevestigen.
4
Draai aan de M.C.-knop om [ADD DEVICE] te selecteren, druk daarna op de knop
om te bevestigen.
Het toestel zoekt naar beschikbare apparaten en geeft ze vervolgens weer in de
apparaatlijst.
• Om het zoeken te annuleren, drukt u op de M.C.-knop.
• Als het gewenste apparaat niet in de lijst voorkomt, selecteert u [RE-SEARCH].
• Als er geen apparaat beschikbaar is, verschijnt [NOT FOUND] op het display.
5
Draai de M.C.-knop om een apparaat in de apparaatlijst te selecteren, druk
daarna op de knop om te bevestigen.
Hou de M.C.-knop ingedrukt om de weergegeven apparaatinformatie te schakelen
tussen het Bluetooth-apparaatadres en de apparaatnaam.
6
Selecteer [Pioneer BT Unit] op het display van het apparaat.
7
Controleer of hetzelfde getal van 6 cijfers op het toestel en op het apparaat
verschijnt, selecteer vervolgens "Yes" op het apparaat.
OPMERKINGEN
• [DEVICE FULL] verschijnt als het toestel al gekoppeld is met drie andere apparaten. Verwijder in dat
geval een van de gekoppelde apparaten. Zie [DEL DEVICE] of [GUEST MODE] bij de Bluetooth-
instellingen (pagina 9).
• Afhankelijk van het apparaat moet u een pincode invoeren in stap 7. Voer in dat geval [0000] in.
TIP
De Bluetooth-verbinding kan ook tot stand worden gebracht door het toestel te detecteren op het
Bluetooth-apparaat. Om dit te doen moet [VISIBLE] in de Bluetooth-instellingen ingesteld zijn op [ON].
Voor meer informatie over de bediening van een Bluetooth-apparaat raadpleegt u de
bedieningsinstructies bij het Bluetooth-apparaat.