3. INSTALLATIE EN AANSLUITING (vervolg)
3.4 Elektrische aansluiting
De elektrische installatie en de bekabeling van deze uitrusting moeten
in overeenstemming zijn met de plaatselijk geldende installatieregels.
F
NF C15-100
D
DIN VDE 0100-702
A
ÖVE 8001-4-702
E
UNE 20460-7-702 1993,
RECBT ITC-BT-31 2002
IRL
Wiring Rules + IS HD 384-7-702
I
CEI 64-8/7
LUX 384-7.702 S2
NL
NEN 1010-7-702
P
RSIUEE
Controleer dat de beschikbare elektrische voeding en de netfrequentie
overeenkomen met de vereiste werkingsstroom waarbij rekening
gehouden moet worden met de specifieke plaats van het toestel en
de stroom die noodzakelijk is om elk toestel dat met hetzelfde circuit
verbonden is te voeden.
81502 230 V +/- 10 % 50 HZ 1 fase
81512 230 V +/- 10 % 50 HZ 1 fase
81522 230 V +/- 10 % 50 HZ 1 fase
81542 230 V +/- 10 % 50 HZ 1 fase
Volg het overeenkomstige bijgevoegde bekabelingsschema.
De aansluitingsdoos bevindt zich aan de rechterkant van de eenheid.
Drie verbindingen zijn bestemd voor de elektrische voeding en twee
voor de besturing van de filtreerpomp (Besturingssysteem).
GB
EW
H
M
PL
CZ
SK
SLO
TR
= =
L N
Algemene voeding
Afvoer 230V
230V / 50Hz
Besturingssysteem
filterpomp 20A max
BS7671:1992
EVHS-HD 384-7-702
MSZ 2364-702/1994/MSZ 10-553 1/1990
MSA HD 384-7-702.S2
PN-IEC 60364-7-702:1999
CSN 33 2000 7-702
STN 33 2000-7-702
SIST HD 384-7-702.S2
TS IEC 60364-7-702
= =
1 2
7