10
NL
nieuwe kabel vervangen, door een
gekwalificeerd technicus of nabij
een geautoriseerd servicecentrum.
6) Voed het apparaat met een
differentiaalschakelaar (RCD - Re-
sidual Current Device) met een
ontkoppelingsstroom van maxi-
mum 30 mA.
7) De blijvende aansluiting van om
het even welk elektrisch appara-
at op het elektriciteitsnet van het
gebouw moet uitgevoerd worden
door een gekwalificeerd elektri-
cien, conform de geldende wetge-
ving. Een niet correct uitgevoerde
aansluiting kan ernstige persoonli-
jke letsels veroorzaken en zelfs de
dood tot gevolg hebben.
8) LET OP: GEVAAR! Vocht en
elektriciteit gaan niet samen:
– de elektrische kabels worden
altijd in droge omstandigheden
gehanteerd en aangesloten;
– breng een elektrisch stopcontact
of kabel nooit in contact met een
natte zone (plas of vochtig gras);
– de aansluitingen tussen de ka-
bels en de contacten moeten
altijd van het waterdichte type
zijn. Gebruik verlengkabels met
volledige waterdichte en geho-
mologeerde stekkers, die verkri-
jgbaar zijn in de handel.
9) De toevoerkabels moeten van
goede kwaliteit zijn, m.a.w. niet
minder dan het type H05RN-F of
H05VV-F met een minimale door-
snede van 1.5 mm2 en een maxi-
maal aanbevolen lengte van 25 m.
10) Haak de kabel vast aan de
kabelhouder vooraleer de machine
in te schakelen.
11) Ga nooit met de zuigbuis
over de elektrische kabel. Ge-
bruik de kabelhouderhaak zoals
aangegeven in dit handboekje,
om te voorkomen dat de kabel per
ongeluk loskomt maar zorg ervoor
dat de stekker correct en zonder te
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
forceren in het stopcontact gevo-
erd wordt.
12) Trek de machine nooit met de
toevoerkabel en trek nooit aan de
kabel om deze uit het stopcontact
te trekken. Stel de kabel niet bloot
aan warmtebronnen of laat hem
niet in aanraking met olie, oplo-
smiddelen of scherpe voorwerpen.
13) Niet de bewegende delen
aanraken voordat de machine is
losgekoppeld van de voeding en
de gevaarlijke delen van meubelen
zijn gearresteerd.
F) TRANSPORT EN VERPLAA-
TSING
1) Telkens wanneer de machine
verplaatst of vervoerd moet wor-
den, is het noodzakelijk:
– schakel de motor uit;
– neem de machine enkel aan het
handvat vast en richt de buizen
zodat deze geen hindernis kun-
nen vormen.
2) Wanneer de machine op een
voertuig vervoert wordt, moet
men de buizen verwijderen en de
machine zodanig plaatsen dat ze
geen gevaar vormt en ze stevig
blokkeren om te vermijden dat ze
kan omkantelen.
G) BESCHERMING VAN DE
OMGEVING
1) Verwerk de verpakking en de
snij-afval volgens de geldende
locale normen.
2) Wanneer de machine uit bedrijf
gesteld wordt, mag de ze nooit in
het milieu achtergelaten worden
maar moet ze naar een opvan-
gcentrum gebracht worden, vol-
gens de geldende locale normen.