7 Bediening
ATTENTIE
Het apparaat heeft overeenkomstig zijn gebruiksdoelen
een hoog toerental. Gebruik de zijhandgreep en werk
altijd met twee handen aan het apparaat. De gebruiker
moet voorbereid zijn op plotseling blokkerend gereed-
schap.
ATTENTIE
Zet losse werkstukken vast met een spaninrichting of
nl
een bankschroef.
ATTENTIE
De tandwielkast mag niet als greepvlak worden ge-
bruikt.
ATTENTIE
Controleer het gereedschap voor elk gebruik op be-
schadigingen en onregelmatige slijtage.
7.1 Voorbereiden
ATTENTIE
Draag bij het wisselen van gereedschap werkhand-
schoenen, omdat het gereedschap heet wordt door
het gebruik.
7.1.1 Gereedschap inzetten 3
1.
Haal de stekker uit het stopcontact.
2.
Controleer of het insteekeinde van het gereedschap
schoon en licht ingevet is. Zo nodig dient u het
insteekeinde te reinigen en in te vetten.
3.
Controleer of de afdichtingslip van de stofkap
schoon is en in goede toestand verkeert. Maak zo
nodig de stofkap schoon of vervang deze ingeval
de afdichtingslip beschadigd is.
4.
Breng het gereedschap aan n de gereedschapop-
name en draai het met lichte aandrukkracht in tot
het in de geleidegroef klikt.
5.
Druk het gereedschap in de gereedschapopname
tot het hoorbaar inklikt.
6.
Controleer of het gereedschap goed vergrendeld is
door er aan te trekken.
7.1.2 Gereedschap uitnemen 4
1.
Haal de stekker uit het stopcontact.
2.
Open de gereedschapopname door de gereed-
schapsvergrendeling terug te trekken.
3.
Trek het gereedschap uit de gereedschapopname.
76
7.2 Gebruik
ATTENTIE
Door de bewerking van de ondergrond kan er materi-
aal afsplinteren. Draag een veiligheidsbril, werkhand-
schoenen en, wanneer u geen stofafzuiging gebruikt,
een licht stofmasker. Afgesplinterd materiaal kan licha-
melijk letsel en oogletsel veroorzaken.
ATTENTIE
Tijdens het werkproces wordt geluid geproduceerd.
Draag oorbeschermers. Te hard geluid kan het gehoor
beschadigen.
ATTENTIE
Schakel het apparaat pas in de werkpositie in.
ATTENTIE
Tijdens bedrijf mag er niet aan de functiekeuzescha-
kelaar worden gedraaid.
7.2.1 Diefstalbeveiliging TPS (optioneel)
AANWIJZING
Het apparaat kan optioneel met de functie "beveiliging
tegen diefstal" zijn uitgerust. Is het apparaat met deze
functie uitgerust, dan kan het alleen met de bijbehorende
vrijschakelsleutel worden vrijgeschakeld en gebruikt.
7.2.1.1 Apparaat vrijschakelen 5
1.
Steek de stekker van het apparaat in het stopcon-
tact. De gele lamp voor diefstalbeveiliging knippert.
Het apparaat is nu gereed om signalen te ontvangen
van de vrijschakelsleutel.
2.
Breng de vrijschakelsleutel direct op het slotsym-
bool. Zodra de gele lamp tegen diefstalbeveiliging
uitgaat, is het apparaat vrijgeschakeld.
AANWIJZING Wordt de stroomtoevoer onderbro-
ken, bijv. bij een wisseling van de werkomgeving
of bij netuitval, dan kan het apparaat nog ongeveer
20 minuten functioneren. Bij langere onderbrekin-
gen moet het apparaat m.b.v. de vrijschakelsleutel
opnieuw worden vrijgeschakeld.