verschillende soorten materiaal.
Viscositeit te spuiten materiaal (seconden)
Op alkyd/olie gebaseerde grondlakken
Op alkyd/olie gebaseerde deklakken
Op acryl/water gebaseerde grondlakken
Op acryl/water gebaseerde deklakken
Impregneermiddelen voor hout,
verfverwijderaars, oliën
Ontsmettingsmiddelen, insecticiden
Autolak
Dit gereedschap is niet geschikt voor het
spuiten van dispersieverf en latexverf, bijtende
oplossingen, zuurhoudende coatings, coatings
met korrels of vaste stoffen en sproei- en
druppelsbelettende materialen.
Als de verf langer nodig heeft dan aanbevolen
om in het verfvat te lopen, is verdere verdunning
nodig. Meng een kleine hoeveelheid van de
geschikte verdunner en maak gebruik van de
viscositeitstest om te controleren of de juiste
dikte is bereikt. Sommige spuitbare materialen
bevatten deeltjes of klonten. Deze materialen
moeten worden gezeefd alvorens het verfvat
hiermee te vullen.
Aanbrengen van de persluchtslang
•
Steek de persluchtslang (4) stevig in de
aansluiting van de machine.
•
Steek de persluchtslang (4) stevig in de
aansluiting van het spuitpistool.
in- en uitschakelen
•
Druk op de aan/uit schakelaar (6) van het
apparaat om het apparaat in of uit te
schakelen.
•
Druk de trekker van de verfspuit in om met het
spuiten te beginnen.
instellen van de verfstraal
Fig. F
A. Horizontale vlakstraal. Deze instelling wordt
gebruikt voor horizontale oppervlakken.
B. Verticale vlakstraal. Deze instelling wordt
gebruikt voor verticale oppervlakken.
C. Rondstraal. Deze instelling wordt gebruikt
voor hoeken, randen en moeilijk te bereiken
oppervlakken. Als de verf er langer over doet
om te legen dan de aanbevolen tijd, dan is
meer verfverdunner nodig. Voeg een kleine
hoeveelheid van de geschikte verfverdunner
toe en roer, en doe de viscositeittest tot de
juiste dikte bereikt is. Sommige spuitbare
stoffen bevatten deeltjes en klonters. Deze
stoffen moeten gefiltreerd worden voordat u
van 25 tot 40
deze in het verfreservoir giet.
van 15 tot 40
van 25 tot 40
spuiten
van 20 tot 35
Fig. C
Vul de materiaalbeker met de juiste hoeveelheid
onvermengd
verdunde en gezeefde verf.
onvermengd
Sluit de verfspuit aan op de netvoeding. Richt de
van 20 tot 35
verfspuit op een stukje afvalmateriaal en bedien
de trekker tot de verf begint te spuiten. Stel de
afvoerregeling (2) in, tot het gewenste volume
de spuit verlaat. Draai de afvoerregeling in
klokrichting (B) om de doorstroom te verminderen
en tegen de klokrichting in (A) om de doorstroom
te laten toenemen. Het instellen van de
afvoerregeling heeft invloed op het spuitpatroon.
Een slecht patroon zorgt voor concentratie van de
verf in het midden en zorgt voor een vlekkerige
verdeling. Een goed spuitpatroon geeft een
gelijkmatige verdeling van de verf over het hele
patroon.
spuittechnieken
Fig. D
Om de beste resultaten te bereiken, moet de
verfspuit altijd horizontaal worden gehouden
en evenwijdig aan het oppervlak. Houd de
sproeier 25 30 cm van het oppervlak en sproei
gelijkmatig van kant naar kant of naar boven en
beneden. Spuit niet onder een hoek, omdat dit
verfzakkers op het oppervlak tot gevolg heeft.
Maak gebruik van soepele en gelijkmatige slagen.
Bij het spuiten van grote oppervlakken, moet een
verdeelpatroon als hieronder aangegeven worden
aangehouden.
Fig. E
Start of stop de verfspuit nooit als deze op
het te spuiten doel gericht is. Zorg voor een
gelijkmatige beweging van de verfspuit. Een
snelle beweging van de spuit langs het oppervlak
geeft een dunne laag en een langzame beweging
geeft een dikke laag. Breng slechts één laag
tegelijkertijd aan. Als er nog een laag nodig is,
moet de door de fabrikant aanbevolen droogtijd
worden aangehouden alvorens de tweede laag
wordt aangebracht. Bij het spuiten van kleine
oppervlakken, moet de afvoerregeling op een
kleine stand worden gehouden. Dit voorkomt
NL
17