Bediening van het toestel
2
Druk op a of b om de pauzefunctie in
of uit te schakelen.
# Druk op BAND om terug te keren naar het
normale display.
Audio-instellingen
De balans instellen
U kunt de fader/balansinstelling aanpassen
voor een optimale geluidsweergave voor alle
inzittenden.
1
Druk op AUDIO en selecteer FAD.
2
Druk op a of b om de balans tussen de
luidsprekers voorin en achterin in te stel-
len.
Tijdens het instellen wordt een waarde tussen
FAD F15 en FAD R15 weergegeven.
# FAD 0 is de aanbevolen instelling wanneer u
slechts twee luidsprekers gebruikt.
3
Druk op c of d om de balans tussen de
luidsprekers links en rechts in te stellen.
Tijdens het instellen wordt een waarde tussen
BAL L15 en BAL R15 weergegeven.
# Druk op BAND om terug te keren naar het
normale display.
De equalizer
Er zijn zes voorgeprogrammeerde equalizerin-
stellingen, die u op ieder moment eenvoudig
kunt oproepen: DYNAMIC, VOCAL,
NATURAL, CUSTOM, FLAT en POWERFUL.
! CUSTOM is een aangepaste equalizercurve
die u zelf maakt.
! Als FLAT is geselecteerd, wordt het geluid
niet aangevuld of gecorrigeerd.
% Druk op EQ om een equalizer te selec-
teren.
Druk herhaaldelijk op EQ om tussen de vol-
gende equalizerinstellingen te schakelen:
DYNAMIC—VOCAL—NATURAL—CUSTOM
—FLAT—POWERFUL
De equalizercurven aanpassen
U kunt de geselecteerde equalizercurve aan-
passen. Aangepaste equalizerinstellingen wor-
den opgeslagen in CUSTOM.
Lage, hoge en middentonen aanpassen
U kunt het niveau van de lage, hoge en mid-
dentonen aanpassen.
1
Druk op AUDIO en selecteer BASS/MID/
TREBLE.
2
Druk op a of b om het niveau aan te
passen.
U kunt het niveau verhogen of verlagen tussen
de waarden +6 en –6. De waarde wordt op het
display getoond.
# Druk op BAND om terug te keren naar het
normale display.
De loudness aanpassen
De loudness-functie compenseert een tekort
aan hoge en lage tonen bij lage volumes.
1
Druk op AUDIO en selecteer LOUD.
2
Druk op a of b om de loudness-functie
in of uit te schakelen.
# U kunt de loudness-functie ook aan of uit zet-
ten door op EQ te drukken en deze toets inge-
drukt te houden.
3
Druk op c of d en selecteer het ge-
wenste niveau.
LOW (laag)—HI (hoog)
# Druk op BAND om terug te keren naar het
normale display.
Het bronniveau aanpassen
Met de functie SLA (Source Level Adjustment,
bronniveauregeling) kunt u het volumeniveau
van alle signaalbronnen afzonderlijk instellen.
Hierdoor kunt u plotselinge volumewisselin-
gen voorkomen wanneer naar een andere sig-
naalbron wordt overgeschakeld.
Hoofdstuk
02
85
Nl