Gebruik
Aansluiting uitvoeren
Voor de aansluiting van de toe-
♦
voerslang
op een waterlei-
ding raadpleegt u afbeelding B
(zie uitvouwpagina) .
Slang op- en afrollen
Houd met de ene hand de hand-
♦
greep
vast . Rol met de andere
hand de irrigatieslang
Met de handzwengel
♦
de irrigatieslang
Let hierbij op mogelijke knikken
of knopen in de irrigatieslang
Deze moeten zijn verholpen en
losgemaakt voordat u de slang
oprolt .
Tuinsproeier gebruiken
De sproeikop
lende waterstraalinstellingen .
De doorstroomhoeveelheid kan
traploos worden ingesteld van ge-
sloten
tot geopend .
Steek de tuinsproeier in de slan-
♦
gaansluiting
FSTK 10 A1
af .
kunt u
oprollen .
heeft 3 verschil-
met aquastop .
Beweeg de kantelhendel
♦
voren om de waterstroom te star-
ten en traploos te regelen .
De kantelhendel
gebruikt om de waterstroom te
onderbreken, door hem volledig
te sluiten .
Gebruik deze functie alleen om
de waterstroom tijdelijk te on-
derbreken . Laat de slang in dat
geval nooit zonder toezicht .
Door aan de voorste sproeikop
♦
te draaien, kunt u de water-
stroom wijzigen .
OPMERKING
.
Wanneer u de tuinsproeier los-
►
koppelt terwijl de waterkraan
open staat, onderbreekt de
slangaansluiting
stop de waterstroom .
Gebruik deze mogelijkheid
voor onderbreking van de
waterstroom alleen wanneer u
een ander element op de slang
wilt aansluiten, bijv . een gazon-
sproeier .
Draai de waterkraan dicht
►
wanneer u een element aan-
sluit waarbij u de slangaanslui-
ting
met aquastop moet
verwijderen .
naar
kan worden
met aqua-
NL │ BE
│
19
■