3.5. Veilige omgang met de machine
• De naaimachine is uitgerust met zuignappen voor een veilige
plaatsing. U dient er desondanks op te letten dat de machi-
ne op een vlakke, stabiele ondergrond wordt geplaatst en dat
alle vier de voetjes contact hebben met het werkvlak.
• Tijdens gebruik moeten de ventilatieopeningen vrij blijven:
let erop dat er geen voorwerpen (bv. stof, restjes garen etc.) in
de openingen kunnen binnendringen.
• Plaats nooit iets op het pedaal.
• Gebruik uitsluitend de meegeleverde accessoires en onder-
delen. Naalden en gloeilampen zijn in de vakhandel verkrijg-
baar.
• Gebruik voor het smeren alleen speciale naaimachineolie. Ge-
bruik geen andere vloeistoffen.
• Let er tijdens het naaien op dat u niet met uw vingers onder
de naaldklemschroef komt.
• Wees voorzichtig met de bediening van de bewegende delen
van de machine, met name de naalden en het mes. Er bestaat
ook gevaar voor letsel wanneer de machine niet op het licht-
net is aangesloten!
• Gebruik ook geen verbogen of stompe naalden.
• Houd de stof tijdens het naaien niet vast en trek niet aan de
stof. De naalden kunnen hierdoor breken.
• Zet de naalden na beëindiging van de naaiwerkzaamheden
altijd in de hoogste stand.
• Schakel altijd de machine uit na de werkzaamheden, voor on-
derhoudswerkzaamheden of bij het vervangen van lampen
en trek de netstekker uit het stopcontact.
Veiligheidsinstructies
125 van 174
DE
FR
NL