4. GEBRUIK
4.1 Aan-/uitschakelaar
| fig.
F
Let op! Schakel de verticuteermachine
niet in op een ondergrond van grind,
tegels, hout of andere harde bodems.
• Druk de veiligheidsknop
de veiligheidsschakelaar in en trek
vervolgens de aan-/uithendel
3
de duwboom
• Houd de aan-/uithendel
3
de duwboom
1
knop
loslaat.
• Om de machine te stoppen laat je de
2
aan-/uithendel
terugkomt in de startpositie.
4.2 Overbelasting beveiliging
• Wanneer de cilinders worden geblokkeerd
door een object, de machine te diep in de
grond vastloopt of op andere wijze wordt
geblokkeerd, zal de motor automatisch
uitschakelen om de machine te beveiligen.
• Haal de stekker uit de machine, verwijder
de obstructie en/of stel de werkdiepte
anders in en wacht dan ca. 15 minuten
totdat de motor is afgekoeld.
• Zodra de machine is afgekoeld kan
deze weer in werking worden gesteld.
Let op! Houd de aan-/uithendel
de schakelaar niet ingedrukt, want anders
schakelt de machine onmiddellijk weer
in als de motor voldoende is afgekoeld.
4.3 Harken en ontmossen
Met de harkcilinder
gebruikt worden om grasresten, mos en
onkruid te verwijderen. Wij adviseren je
dit iedere 4-6 weken te doen na het maaien
NL - Originele gebruiksaanwijzing
1
van
2
tegen
.
2
vast tegen
terwijl je de veiligheids-
los zodat deze
2
van
12
kan de machine
van je gazon. Het beste resultaat bereik je
als je eerst het gras korter dan 4 cm maait.
12
• De harkcilinder
gazon of de aarde zonder veel inspanning
aan te harken.
• Kies de werkdiepte op basis van de
grashoogte en de staat van je gazon (in
een wat diepere stand zal deze cilinder
een gazon op zachtere ondergrond ook
beluchten).
• Duw iets op de duwboom
voorwielen
10
omhoogkomen.
• Schakel de verticuteermachine in en laat
de cilinder geheel vrij op snelheid komen.
• Plaats de wielen
en geleid de machine in rechte banen
over het gazon.
• Blijf in beweging en loop stapvoets met
een vaste snelheid. Sta nergens stil, dit
kan je gazon beschadigen. Afhankelijk
van de staat van de bodem pas je jouw
snelheid aan. Bij een te droge of natte
ondergrond kan de machine het gras
beschadigen.
• Let op dat je niet valt, vooral wanneer
je achteruit loopt en de machine trekt
of als je op nat gras loopt.
• Let op dat de machine niet vastloopt
en wordt overbelast. Je hoort dan het
toerental van de machine dalen. Pas zo
nodig je loopsnelheid of de werkdiepte
aan.
• Laat de machine nooit over het elektri-
citeitssnoer heen rijden. Zorg ervoor
dat het snoer veilig achter je ligt en
zoveel mogelijk op een pad of een
reeds behandeld stuk gazon. Geleid
eventueel het snoer over je schouder
naar achteren.
• Wanneer je een helling op- of afloopt,
moet je jouw houding diagonaal aan-
passen aan de hellingshoek, zodanig
dat je stevig blijft staan. Werk niet op al
te steile hellingen.
• Maak regelmatig de grasbak
voordat deze helemaal vol raakt.
Hiermee kan je voorkomen dat de
cilinder vastloopt en de motor overbelast
wordt.
stel je in staat om je
3
zodat de
10
weer op de grond
14
leeg
16