10.3. Bedrading transmissiekabels
1 Een transmissiebooster-apparaat aansluiten
Een transmissieversterker (RP) is nodig als het aantal aangesloten binnenapparaten binnen een koelsysteem groter is dan het aantal dat in de onderstaande tabel wordt
gegeven.
* Het maximum aantal eenheden dat kan worden bediend wordt bepaald door het model binnenapparaat, het type afstandsbediening en de karakteristieken daarvan.
(*1)
Eigenschappen van de
aangesloten binnenapparaten
Geen OS
200 of lager
Een OS
Geen OS
200 of hoger
Een OS
*1 Zelfs als er in het koelsysteem slechts één apparaat is aangesloten dat hoger is dan 200, wordt de maximale capaciteit 200 of hoger.
2 Typen bedieningskabels
1. Bedrading transmissiekabels
•
Typen van transmissiekabels: Afschermdraad CVVS of CPEVS
•
Kabeldoorsnede: Meer dan 1,25 mm
•
Maximaal toegestane kabellengte: Minder dan 200 m
2. Afstandsbedieningskabel
Typen afstandsbedieningskabel
Kabeldoorsnede
Opmerkingen
(behuizing van M-NET R/C)
3 Voorbeelden van bedrading
•
Naam bedieningseenheid, aanduiding en toegestane aantal bedieningseenheden.
Bedieningseenheid voor eenheid met variabele capaciteit
Buitenapparaat
Bedieningseenheid voor eenheid met constante capaciteit
Binnenapparaat
Bedieningseenheid voor binnenapparaat
Afstandsbediening
Afstandsbediening (*1)
Overige
Transmissieversterker-eenheid
*1 A transmission booster (RP) may be required depending on the number of connected indoor unit controllers.
Voorbeeld van de groepswerking met meerdere buitenapparaten (afschermdraden en adresinstellingen zijn nood-
zakelijk)
<Voorbeeld van bedrading transmissiekabels>
[Fig. 10.3.1] M-NET-afstandbediening (P.7)
[Fig. 10.3.2] MA-afstandbediening (P.8)
[Fig. 10.3.3] Transmissiebooster-apparaat (P.8)
A Groep 1
B Groep 4
( ) Adres
<Bedradingsmethode en instellen van adres>
a. Pas altijd afgeschermde kabel toe bij het maken van verbindingen tussen de controller van de eenheid met variabele capaciteit (OC), het binnenapparaat (IC), en de
controller voor de eenheid met constante capaciteit (OS), zowel als voor alle OC-OC en IC-IC aansluitingen.
b. Sluit de voedingsdraden aan op de aansluitklemmen M1 en M2 en de aarde-aansluiting op het kabelaansluitblok van de transmissie (TB3) van elke controller van de
eenheid met variabele capaciteit (OC), en de controller van de eenheid met constante capaciteit (OS) op de klemmen M1, M2 en S van het kabelaansluitblok van de
transmissie van het binnenapparaat (IC) en de controller van BC (BC,BS*1). (*1: behuizing van de R2/WR2/BIG-R2-serie)
c. Sluit aansluitklemmen 1 (M1) en 2 (M2) van het transmissiekabelblok van binnenapparaat (IC) met het laatste adres in dezelfde groep aan op aansluitblok van de
afstandsbedieningseenheid (RC).
d. Sluit de aansluitklemmen M1, M2 en S op de aansluitblokken (TB7) voor centrale bediening op beide buitenapparaten (OC) op elkaar aan.
e. Verander de jumperklem op het bedieningsbord van CN41 naar CN40 voor slechts een enkel buitenapparaat.
f.
Sluit de aansluitklem S op het aansluitblok (TB7) voor centrale bediening van het buitenapparaat (OC) waar de jumperklem in CN40 is geplaatst aan op de aardschroef
op het elektriciteitskast.
g. Stel de schakelaar voor de adresinstelling in zoals hieronder wordt getoond.
*
Als u het adres van het buitenapparaat op 100 wilt instellen, dient u de schakelaar voor het instellen van het adres in te stellen op 50.
Als u het M-NET R/C-adres op 200 wilt instellen, moet u de schakelaar voor instelling van het M-NET R/C-adres instellen op 00.
84
Aantal binnenapparaten dat kan worden
aangesloten zonder RP
Het aantal binnenapparaten en het totaal aantal afstandsbedieningen is tussen haakjes ( ) aangegeven.
2
2-aderige kabel (zonder afscherming)
0,3 tot 1,25 mm
2
Gebruik bij een lengte van meer dan 10 m, een kabel met dezelfde
specificaties als (1) Bedrading transmissiekabels.
Naam
C Groep 5
Type afstandsbediening
MA R/C
Code
Toegestane aantal eenheden
OC
–
OS
1 eenheid per OC
IC
2 à 32 eenheden per OC (*1)
RC
Maximaal twee eenheden per groep
RP
0 à 1 eenheid per 1 OC (*1)
D Afschermdraad
Afstandsbediening
M-NET R/C
32
20 (40)
26
16 (32)
E Subafstandsbedieningseenheid