8 WERKEN MET HET APPARAAT
Gebruik uitsluitend toebehoren,
die in deze handleiding
aanbevolen worden. Gebruik
uitsluitend originele
onderdelen. Trek vóór alle
werkzaamheden aan het
apparaat de netstekker uit.
Controleer de slijpschijf
voordat u ze gebruikt:
controleer de afstand tussen
zichtbeschermende ruit en
slijpschijf. Gebruik geen
afgebroken, gesprongen of op
een andere manier
beschadigde slijpschijven.
Schakel het apparaat pas in
wanneer het veilig op het
arbeidsoppervlak gemonteerd
is. Er bestaat gevaar voor
verwondingen!
8.1 In- en uitschakelen
Let erop dat de spanning van
de netaansluiting met het
typeaanduidingplaatje op het
apparaat overeenstemt.
Let erop dat de schakelaar
"Aan/uit" uitgeschakeld is
(positie „0") wanneer u de
netstekker in de contactdoos
steekt.
Sluit het apparaat op de netspanning aan.
•
Om in te schakelen, drukt u de schakelaar
"Aan/uit" (positie „I") in, het apparaat start.
•
Om uit te schakelen, drukt u de schakelaar
"Aan/uit" (positie „0") in, het apparaat
schakelt uit.
De schijf loopt na nadat het
apparaat uitgeschakeld werd.
Er bestaat gevaar voor
verwondingen.
Proefdraaien: Zorg vóór de eerste keer dat u werkt
en na iedere wissel van de slijpschijf voor het
proefdraaien van minstens 30 seconden lang
zonder belasting. Schakel het apparaat uit als de
schijf onrond draait, als er zich aanzienlijke
schommelingen voordoen of als er abnormale
geluiden te horen zijn.
8.2 Zaagketting scherpslijpen
* Een foutief scherpgeslepen zaagketting kan tot
een beschadiging van de ketting leiden en het
terugslaggevaar van de zaag verhogen!
* Let op een nauwkeurige justering van de ketting.
* Neem de correcte scherpslijphoeken en
minimumafmetingen van de zaagketting in acht.
* Verwijder zo weinig mogelijk materiaal.
* Slijp niet in aandrijvings- of verbindingsschakels, in
het andere geval kan de ketting scheuren.
* In geval van veronachtzaming bestaat er gevaar
voor ongevallen bij de omgang met de kettingzaag.
8.3 Aanwijzingen voor het scherpslijpen
* Na het scherpslijpen moeten alle snijdschakels
even lang en breed zijn.
* De ketting is versleten en moet door een nieuwe
zaagketting vervangen worden indien er nog maar
ca. 4 mm van de snijdtand over is.
* Let erop dat de verend gelagerde
zichtbeschermende rit vrij beweegbaar is en niet
klemt.
* Draai de bevestigingsschroeven voor de
zichtbeschermende ruit niet vast aan.
8.3.1 Zaagketting inleggen:
* Draai de fixeerschroef los en leg de zaagketting in
de geleiderail. De snijdkanten moeten naar de
slijpschijf wijzen.
* Klap de aanslag naar beneden en trek de
zaagketting zo ver naar achter totdat de scherp te
slijpen snijdtand tegen de aanslag ligt.
8.3.2 Scherpslijphoek instellen:
* Stel met de draaitafel de vereiste scherpslijphoek
α aan de hand van de schaal in.
8.3.3 Aanslag justeren:
* Beweeg de slijpkop neerwaarts. Breng met behulp
de justeerschroef de snijdtand tot aan de slijpschijf
totdat de snijdtand tegen de slijpschijf ligt .
* Bevestig de kettingschakel met behulp van de
fixeerschroef .
* Stel de diepteaanslag met behulp van de
verstelschroef zodanig in, dat de slijpschijf de
tandbodem aanraakt.
8.3.4 Scherpslijpen:
* Schakel het apparaat in.
* Door een zachte druk op de handgreep beweegt u
de slijpkop neerwaarts en slijpt u de snijdtand
scherp.
* Om de ketting verder te transporteren, schakelt u
het apparaat uit.
* Draai de fixeerschroef los en bevestig de volgende
scherp te slijpen kettingschakel met behulp van de
gejusteerde aanslag en de fixeerschroef.
Slijp eerst de tanden van één
zijde de ketting scherp. Verstel
dan de scherpslijphoek en slijp
de tanden van de andere zijde
scherp.
8.3.5 Afstand van de dieptebegrenzer nakijken
* De zagende onderdelen van de ketting zijn de
snijdschakels, die uit een snijdtand en een
dieptebegrenzende neus bestaan.
* De hoogteafstand tussen deze beide bepaalt de
afstand A van de dieptebegrenzer.
- 1. Controleer telkens na het derde
scherpslijpen de afstand A van de dieptebegrenzer
in overeenstemming met de door de fabrikant van
de zaagketting verstrekte gegevens.
17