OPLAADTIPS
Wanneer u het zendontvangapparaat tijdens het opladen van
◆
de batterijenset gebruikt, zal dit het laden verstoren.
Als de werktijd van een batterijenset afneemt, ook al wordt
◆
de batterijenset volledig en op de juiste wijze geladen, is de
batterijenset aan vervanging toe. Vervang de batterijenset.
De omgevingstemperatuur moet tijdens het laden 5°C tot 40°C
◆
zijn. Als de omgevingstemperatuur dicht bij de bovenlimiet ligt
(bijna 40°C), kan de laadduur langer worden dan normaal.
De gegeven laadtijden worden verkregen wanneer een
◆
batterijenset, die is ontladen tot 1 V per cel x 6 (Ni- MH-
batterijen) of tot 3 V per cel x 2 (Li-ion-batterijen), wordt
geladen bij normale temperaturen. De laadtijd is afhankelijk van
de mate van ontladen en de omgevingstemperatuur.
Deze lader kan door technologische ontwikkelingen
◆
geschikt zijn om batterijensets op te laden die niet in deze
bedieningshandleiding worden genoemd. Controleer in de
gebruiksaanwijzing van uw zendontvangapparaat of deze lader
geschikt is voor uw batterijenset.
Als de contactpunten van de batterij niet goed passen in de
◆
aansluitpunten van de lader, kan het indicatielampje rood
knipperen of onverlicht blijven. Om dit probleem op te lossen,
brengt u de batterij opnieuw aan, nadat u de contactpunten
van de batterij en de aansluitpunten van de lader hebt
schoongemaakt.
Het herhaaldelijk opladen van een volledig geladen of bijna
◆
volledig geladen batterijenset verkort de werktijd ervan. Om
dit probleem op te lossen, gebruikt u de set tot deze volledig
is ontladen, en laadt u de set pas dan weer op tot de volledige
capaciteit (Ni-MH-batterijen).
De levensduur van de batterijen uitgedrukt in oplaad/
◆
ontlaadcycli is ongeveer 300. Overbelasting en een te grote
ontlading verkorten de levensduur van de batterijenset echter.
Als u het apparaat in de buurt van een radio of televisie
◆
gebruikt, kan storing in de ontvangst optreden.
N-3