GASKRANEN
Wend u tot de Servicedienst als de
gaskranen niet goed werken.
OVENRUIMTE
Maak de ovenruimte na iedere kookbeurt
schoon. Voor de schoonmaak de rekken
aan de zijkanten van de oventuimte
uitnemen en deze terugmonteren als u
klaar bent.
Wanneer de oven nog lauw is, de
binnenwanden afwassen met een doek
die in heet water met zeep of een ander
geschikt product gedrenkt is.
De bodem van de oven, de zijdelingse
rekken, de druipschaal en het rooster zijn
uit te nemen en in de gootsteen te wassen.
Opgelet: de vervaardiger of dit product
accepteert geen verantwoordelijkheid voor
schade toegebracht door chemische of
harde schoonmaakmiddelen.
Laat de oven eerst afkoelen en raak
geen warme elementen aan in de oven.
BRANDERS EN ROOSTERS
Deze kunnen van het komfoor afgenomen
worden en in een sopje gewassen worden.
Na het schoonmaken moet u de branders
goed afdrogen en zorgvuldig op hun plaats
terugzetten.
Het is zeer belangrijk dat u controleert of u de
vlamverdeler goed teruggezet heeft, omdat
een verkeerd geplaatste vlamverdeler
zware storing kan veroorzaken.
Zorg ervoor dat de elektrode "S" (afb. 7.1 -
7.3) steeds goed schoon is zodat de vonken
probleemloos weg kunnen springen.
Zorg ervoor dat de sonde "T" (afb. 7.1
- 7.3) in de buurt van elke brander goed
schoon blijft, zodat de veiligheidskleppen
probleemloos kunnen werken.
Zowel de sonde als de ontsteker
moeten heel voorzichtig schoon worden
gemaakt.
Opmerking: De elektrische ontsteking
kan defect raken als deze wordt gebruikt
wanneer de branders zijn verwijderd.
CORRECTE PLAATSING VAN DE
HULPBRANDER EN HALFSNELLE
BRANDERS
Het is zeer belangrijk dat u de vlamverdeler
"F" en de kap "C" van de branders goed
op hun plaats teruggezet (afb. 7.1 - 7.2).
Zorg ervoor dat ze waterpas liggen en niet
ronddraaien.
De brander kan niet goed werken als deze
onderdelen verkeerd geplaatst zijn.
CORRECTE PLAATSING VAN DE
BRANDER
MET
KRANS
De brander moet geplaatst worden zoals in
afb. 7.5 is aangegeven.
De ribben van de brander moeten in de
uitsparingen steken zoals is aangeduid
met de pijlen (afb. 7.3).
Als de brander goed geplaatst is kan hij
niet draaien (afb. 7.4).
Zet de kap "A" en de ring "B" op hun plaats
(afb. 7.4 - 7.5).
DRIEDUBBELE
31