25
с. Instelling van de stroombegrenzing op de vertikale karakteristiek A-D-C fig. 12 (voor
maximale stroomwaarden geldt nu luy zie tabel 1).
- R38 en R54 geheel linksom draaien
- De uitgangsklemmen via een ampere-meter kortsluiten
- R38 zover rechtsom draaien dat de stroom luy (punt С) op 110 % van de gewenste waarde
wordt begrensd.
7. Overspanningsbeveiliging (Crowbar)
Na montage van een thyristor BTY91/400R kan met de ingebouwde overspanningsbeveiliging
het aangesloten circuit tegen te hoge spanningen worden beveiligd.
Deze thyristor moet geisoleerd worden aangebracht in het daarvoor bestemde montagegat
zie fig. 1 t/m 4 voor resp. PE 1228; PE 1229-PE 1233; PE 1230-PE 1234 en PE 1231-PE 1235.
Het benodigde montagemateriaal (micaplaat, tule en kabelschoen) wordt door afd. service
geleverd onder code nr. 5322 255 40101.
De anode van de thyristor met de "+" en de kathode met de "-" uitgangsklem verbinden
(in de PE 1228, PE 1229, PE 1230, PE 1233 en PE 1234 zijn voor dit doel reeds draden
aanwezig).
De ontstekingselektrode (gate) met punt 17 van UI verbinden zie fig. 5.
De aanspreekspanning V; (trip voltage) is instelbaar tussen 10 en 40 V. Instelling geschiedt
met een weerstand (R62) die moet worden aangebracht op print UI.
IQ
Hierin is V, de gewenste aanspreekspanning in volt waarbij de overspanningsbeveiliging in
werking treedt.
Zodra de oorzaak van de overspanning is opgeheven, kan Vu worden hersteld door de net-
spanning kortstondig te onderbreken.
Voor de waarde van R62 geldt de formule:
8. Serieschakeling
Meerdere apparaten mogen in serie geschakeld worden.
Om te voorkomen dat de polariteit aan de vitgangsklemmen van richting omkeert moet een
diode BYX42-300R іп sperrichting over de vitgang worden aangesloten. Zie detail-schema
fig. 13.
De diode kan op eenvoudige wijze worden gemonteerd in het daarvoor bestemde montagegat
van gelijkrichter U3 in de PE 1228, PE 1229 of PE 1233 zie fig. 1 en 2 en gelijkrichter U4 in
de PE 1230, PE 1231, PE 1234 of PE 1235 zie fig. 3 en 4.
De kathode met de "+" uitgangsklem verbinden.
Over de totale uitgangsspanning moeten twee weerstanden R, in serie worden geschakeld zoals
пабе
_ R68
aangegeven in fig. ІЗ. Rs ot:
Apparaat | (master) stuurt via deze spanningsdeler apparaat II (slave) op klem 3.
Van apparaat | dient де waarde van lu en Іш, са. 2 % lager ingesteld te zijn dan van apparaat II
Hetzelfde systeem kan ook worden toegepast voor drie of meer apparaten.
9; Parallelschakeling
Meerdere apparaten mogen parallel worden geschakeld.
Hiertoe moet een diode BYX42-300 in sperrichting over transistor TS71 worden aangesloten.
Zie detail-schema fig. 14.
Deze diode kan worden gemonteerd in het daarvoor bestemde montagegat van gelijkrichter U2
in de PE 1228, PE 1229 of PE 1233 zie fig. 1 en 2 en gelijkrichter U4 in de PE 1230, PE 1231,
PE 1234 of PE 1235 zie fig. 3 en 4.
PT
De anode met de "+" uitgangsklem verbinden.
Bij parallelschakeling van de apparaten moet bij eventueel gebruik van de overspanningsbe-
ме
ад één thyristor SCR, worden gebruikt die berekend is op de totale kortsluitstroom van
de parallelgeschakelde apparaten.
Thyristor SCH. op een afzonderlijk koellichaam monteren en aansluiten op de gemeenschappelijk
uitgang (anode aan de "+", de kathode aan de "=" vitgangsklem).
De ontstekingselectrode (gate) van SCH, met klem 4 van één van de apparaten verbinden.
In dit zelfde apparaat weerstand R62 aanbrengen voor instelling van de overspanningsbeveiliging.
Zie punt 7 van dit hoofdstuk.