Opgelet:
De stroom kan niet meer gewijzigd worden zodra de instelling in de regelstand
bevestigd is. Hiermee wordt vermeden dat de stroom abusievelijk gewijzigd wordt
tijdens het instellen van andere oplaadbare batterijen. Om de toegepaste stroom
achteraf te wijzigen eerst de oplaadbare batterijen uitnemen en dan weer opnieuw in de
lader plaatsen.
De maximum laadstroom van de andere oplaadbare batterijen wordt gedicteerd door die
van de batterij die het eerst is ingebracht. Als bijvoorbeeld de eerst ingebrachte
oplaadbare batterij is ingesteld op 500 mA laadstroom, dan kunnen de tweede, derde
en vierde oplaad-bare batterijen alleen maar op een maximale stroom van 500 mA
laden. Vandaar dat het is aanbevolen allereerst de batterij met de hoogst benodigde
laadstroom in vak 1 te plaatsen.Om deze beper-king op te heffen moeten de vier
oplaadbare batterijen uit de lader te worden verwijderd.
Om de bedrijfsstand tijdens het laden te wijzigen op de MODE-toets drukken (voor
selectie van alle oplaadbare batterijen), of op de NUMBER-toets en dan de MODE-toets
(voor individuele selectie van oplaadbare batterij). 10 seconden na het indrukken van de
laatste toets, knippert het LCD-scherm eenmaal ter indicatie dat het instellen beëindigd
is.
Als oververhitting optreedt (hoger dan ± 50°C) wordt het laden meteen gestaakt en
geeft het scherm "000 mA" weer; het laden gaat pas weer verder zodra de temperatuur
86