4. Plaats de dop er weer op en draai
deze goed vast. Selecteer de
gewenste injectiediepte in de huid.
De injectiediepte hangt af van het
huidtype:
Diepte
Diepte
Diepte
Draai indien nodig de diepte-instel-
knop naar de kleinere stipjes op
het prikapparaat voor een ondiepe
punctie of naar de grotere stipjes
voor een diepere punctie.
5. Houd de dop in de ene hand en de
veiligheidscilinder in de andere. Trek
voorzichtig aan de veiligheidscilin-
der tot u een klik hoort.
1-C3 520-230-2-0003.1-2207.indd 13
1-C3 520-230-2-0003.1-2207.indd 13
1 – 2 voor een zachte of
dunne huid
3
voor een gemiddel-
de huid
4 – 5 voor een dikke of
eeltachtige huid
13
29.07.22 14:28
29.07.22 14:28