BT510
Mode d'emploi
Nulpuntkalibratie
Telkens na het vervangen van een meetprobe moet er een nulpuntkalibratie worden
uitgevoerd. Telkens na het vervangen van een meetprobe moet er een nulpuntkalibratie
worden uitgevoerd.
Voer de nulpuntkalibratie als volgt uit:
1. Plaats de printplaat voor nulpuntkalibratie horizontaal op een vlak oppervlak. Zie
afbeelding 6-4.
2. Stel de nulpuntkalibratie in in het instelmenu Setup.
a. Druk op .
b. Druk op L tot General (Algemeen) gemarkeerd is.
c. Druk op de softkey Select (Selecteren).
d. Druk op L de toets tot Zero calibration (Nulpuntsinregeling) gemarkeerd is.
e. Druk op de softkey Zero (Nul).
3. Steek de rode en zwarte meetpennen in de kalibratieopeningen.
4. Druk op de softkey Calibrate (Kalibreren).
Het product start de nulpuntkalibratie voor alle functiebereiken. Na de
nulpuntkalibratie produceert het product een pieptoon om aan te geven dat de
kalibratie is geslaagd en wordt de modus voor de nulpuntkalibratie automatisch
gedeactiveerd.
Zorg er gedurende de nulpuntkalibratie voor dat de binnen- en
buitenpennen van de meetpennen volledig contact maken met de
kalibratieprintplaat.
6-6
Afbeelding 6-4. Opstelling voor nulpuntkalibratie
Opmerking
PLAQUETTE D'ETALONNAGE
À ZERO
hvn028.eps