3.2 Rangschikking van de wijn
3.3 Suggesties voor de
conservering
De conserveringsduur van de wijn is af-
hankelijk van de rijping, van de druivens-
oort, het alcoholgehalte en van het per-
centage fructose en tannine van de wijn.
Controleer bij aankoop of de wijn al ge-
rijpt is of dat dit na verloop van tijd beter
wordt.
Aanbevolen bewaartemperaturen:
Bovenste compartiment:
De temperatuur kan worden ingesteld
tussen de +6 °C en +11°C. Deze ruimte
is ideaal voor wijnen, vooral nieuwe rode
en witte wijnen, die onmiddellijk gedron-
ken worden. De ruimten werken elk met
een ander temperatuurbereik.
Onderste compartiment:
De temperatuur kan worden ingesteld
tussen de +11 °C en +18 °C. Deze ruim-
te is ideaal voor het bewaren en verfij-
nen van rode of witte wijnen gedurende
langere perioden.
De temperaturen in dit vak zijn geschikt
voor het bewaren van gerijpte en volle
wijnen.
Leg de flessen zo neer dat de kurken
niet uitdrogen.
Bewaar de wijn in het donker. De deur
van de koelkast is vervaardigd van dub-
belverduisterings- en anti-UV-glas om de
wijn te beschermen tegen licht, in het
geval dat de koelkast in een goed ver-
lichte ruimte staat.
Voorkomt dat u het licht van het appa-
raat te vaak of te lang aan zet. Wijn blijft
beter behouden in het donker.
Ga zorgvuldig om met de flessen, zodat
de wijn niet wordt geschud.
Let op de aanbevelingen en de adviezen
die u bij aanschaf hebt gekregen of die
zijn vermeld in de documentatie over de
kwaliteit, de duurzaamheid en de opti-
male bewaartemperatuur van de wijn.
• Voor champagne en mousserende wij-
nen, bij 6 tot 8°C
• Voor witte wijnen, bij 10 tot 12°C
• Voor rosé en lichtrode wijnen, bij 12
tot 16°C
• Gerijpte rode wijnen, bij 14 tot 16°C
Als u verschillende flessen boven op elk-
aar stapelt, zorg er dan voor dat deze
het koelelement van de koelkast niet ra-
ken.
NEDERLANDS
7